'Vrouwen leven langer, en moeten dus later met pensioen dan mannen'
Veel mensen kijken er lang naar uit: de dag dat ze mogen stoppen met werken. Gisteren werd duidelijk dat een verhoging van de AOW-leeftijd mogelijk wordt uitgesteld, omdat onze gemiddelde levensverwachting minder hard stijgt dan verwacht.
Maar hoe eerlijk is het eigenlijk om naar die gemiddelde levensverwachting te kijken? Demograaf Jan Latten pleit voor een meer diverse berekening van de pensioenleeftijd, die meer recht doet aan verschillen tussen bevolkingsgroepen.
Al jarenlang is Latten als hoofddemograaf van het CBS verantwoordelijk voor de levensverwachtingscijfers die de AOW-leeftijd mede bepalen. Tot vandaag: hij is namelijk 66 geworden en gaat nu dus zelf met pensioen.
Nog twintig jaar te leven
Sinds de jaren 50 is de vaste leeftijd waarop mensen met pensioen konden in beton gegoten: op 65 jaar. Dat betekende toen dat mensen gemiddeld nog zo'n veertien jaar van hun pensioen konden genieten. Anders gezegd: ze hadden nog zo'n veertien jaar te leven.
Inmiddels is de gemiddelde levensverwachting flink gestegen. Wie nu 65 is, heeft gemiddeld nog zo'n twintig jaar voor de boeg. Daarbij komt dat er nu relatief meer ouderen zijn. Al met al betekent dat dus dat er meer pensioen moet worden uitgekeerd. En die hogere kosten moeten ergens van betaald worden.
En dus, is het idee, is het eerlijker als de pensioenleeftijd omhoog gaat. Pas drie jaar geleden werd de wet veranderd. Wanneer je mag stoppen met werken is nu gekoppeld aan de gemiddelde levensverwachting.
Elk jaar voorspelt het CBS hoe oud we gemiddeld worden. Op basis daarvan bepaalt de minister van Sociale Zaken wat de wettelijke AOW-leeftijd vijf jaar later zal zijn.
De AOW is neutraal, maar de dood is dat niet en discrimineert wél.
Die leeftijd geldt in principe voor iedereen: man of vrouw, arm of rijk, hoog- of laagopgeleid. Dat klinkt eerlijk, maar eigenlijk is het dat juist niet, stelt Jan Latten.
"De AOW is neutraal, maar de dood is dat niet en discrimineert wél." Hij verwijst naar statistieken. "Als je kijkt naar de levensverwachting, zie je een duidelijke kloof tussen verschillende groepen mensen. Vrouwen leven langer dan mannen, hogeropgeleiden langer dan lageropgeleiden, mensen met fysiek lichte beroepen langer dan mensen met zware beroepen." Het zou daarom volgens Latten eerlijk zijn als vrouwen later met pensioen gaan dan mannen.
Ter illustratie: hogeropgeleide vrouwen leven gemiddeld zeven jaar langer dan laagopgeleide mannen.
De discussie gaat nu over of iedereen een paar maanden eerder of later met pensioen kan. Maar een aangepaste AOW-leeftijd voor die verschillende groepen kan voor mensen individueel veel meer betekenen, denkt Latten. "Het is allemaal berekend alsof er geen verschil is tussen man en vrouw. Maar daar trekt de dood zich niets van aan."