Betalen techspelers straks Nederlandse filmmakers? Da's niet zomaar geregeld
Nederlandse films en series moeten beter worden beschermd en verspreid. Daarbij is een hoofdrol weggelegd voor platforms als Netflix en de NPO. Dat is de boodschap die de Raad voor Cultuur vanochtend in haar adviesrapport heeft gegeven.
"Er worden heel goede Nederlandse dramaseries gemaakt en het is belangrijk dat dit zo kan blijven", zegt directeur Jeroen Bartelse. "En er zijn zorgen over hoe dit zichtbaar blijft." Het rapport roept vragen op: want wat wordt er dan van die partijen verwacht en hoe realistisch is dat?
Platforms laten meebetalen
Het opvallendste advies van de raad is om grote - veelal Amerikaanse - platforms te laten meebetalen aan de productie van Nederlandse content. Denk dan aan Netflix, Amazon, Facebook en YouTube. Het idee is dus dat ze een deel van de omzet - tussen de 2 en 5 procent - die ze halen uit Nederlandse abonnees en gebruikers (via advertenties) herinvesteren.
De belangenvereniging Filmproducenten Nederland is blij met het advies. "Wij pleiten hier al heel lang voor. Het is juist belangrijk dat die partijen ook bijdragen. Het is heel moeilijk om de concurrentie aan te gaan met die grote spelers, want hun macht wordt steeds groter. Overheidsbeleid is nodig om diversiteit in aanbod te waarborgen. Anders kijken we alleen nog maar naar buitenlandse content." Ook het Filmfonds juicht de bevindingen van het rapport toe.
Ik ben me ervan bewust dat dat niet zomaar zal gebeuren.
Hoe blij de filmmakers ook zijn, dat brengt het voorstel nog niet dichterbij. De Raad voor Cultuur wijst, om te laten zien dat het kan werken, naar landen om ons heen. "Onze hoop is dat partijen als Netflix net als in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (waar de series Marseille en The Crown worden geproduceerd, red.) ook in Nederlandse series willen investeren", zegt Bartelse. Maar dat Netflix Franse en Britse series maakt, betekent niet dat het staat te springen om dat ook in Nederland te doen.
"Ik ben me ervan bewust dat dat niet zomaar zal gebeuren", erkent Bartelse. Mark Deuze, hoogleraar Mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam, beaamt dat. "Wat ik me kan voorstellen is dat Netflix wel geïnteresseerd is om geld te stoppen in een Europees fonds, waar dan ook Nederlandse (co-)producties van kunnen profiteren." Maar apart voor Nederland, dat ziet de hoogleraar niet zo snel gebeuren.
Verder kijken dan thuisland
Volgens Deuze is het sowieso steeds normaler dat je als producent niet alleen kijkt of de serie leuk is voor je thuisland, maar ook hoe het in de rest van wereld zou kunnen aanslaan. "Zo denkt Netflix ook. Daarnaast hebben ze er ook een belang bij om te investeren in zo'n fonds: het zorgt voor goede sier in Europa en in de creatieve industrie."
Maar of alle techbedrijven die worden genoemd interesse hebben in zo'n fonds betwijfelt Deuze. "Hiermee spreek je techbedrijven min of meer aan als een mediabedrijf. Netflix en Amazon profileren zichzelf ook expliciet als zodanig, maar Facebook en Google absoluut niet." Overigens zijn ook die twee bedrijven bezig met het opzetten van eigen videodiensten, namelijk Facebook Watch en YouTube Red.
Daarnaast vindt Deuze de vergelijking met bijvoorbeeld Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk niet helemaal terecht. "Dat zijn grote landen met grote talen, waarvan de producties internationaler makkelijker door te plaatsen zijn."
Druk op NPO
Naast druk op de techbedrijven, vindt de Raad voor Cultuur ook dat de NPO meer moet doen. "Wij vergelijken het wel eens met een markt", zegt Bartelse. "Je hebt een kraam op een markt met appels en peren, maar die verkopen op die plek niet goed: er komen steeds minder mensen op af. Dan moet je kijken of je niet op een andere plek op de markt moet gaan staan."
Vrij vertaald: de NPO moet niet alleen op televisie, NPO Start en via NLziet aanwezig zijn, maar juist ook via commerciële kanalen. Want daar zitten gebruikers tegenwoordig: op Netflix, Facebook en YouTube. De NPO zet daar kleine stapjes, door sommige items op YouTube te zetten. Maar wat de Raad voor Cultuur betreft moet de omroep all in gaan.
Dat advies verbaast de NPO naar eigen zeggen. "Bij de NPO leiden we je ook naar verrassende nieuwe programma's waaraan je zelf nooit had gedacht", zegt een woordvoerder. "Dat maakt ons anders dan de algoritmes van de platforms - uitsluitend gericht op maximalisering van de kijktijd of bevestiging van bestaande voorkeuren."
Het internetbeleid van de NPO is nogal mid-century.
Daarin hebben ze overigens wel een punt want juist die algoritmes staan de laatste tijd steeds vaker onder druk door het tonen van ongewenste content. Gisteren nog was er veel kritiek op het feit dat op Facebook en YouTube in de VS in de zogeheten trending-sectie complottheorievideo's over de recente schietpartij in Florida opdoken.
Daarnaast heeft de publieke omroep nog vragen over het fonds waar de techbedrijven geld in moeten steken. Ze vrezen voor meer bureaucratie en daarnaast mist de organisatie de voorwaarden om geld uit dat fonds te kunnen halen. "Gaat het puur om Nederlandse producties, of zijn er inhoudelijke criteria, over publieke waarde en kwaliteit?"
"Het internetbeleid van de NPO is nogal mid-century", zegt Deuze. "Zij kiezen voor één sterk merk waarbinnen alles verspreid wordt. Maar dat sluit niet aan bij de manier waarop mensen met media omgaan." Volgens de mediaprofessor zou je het de megafoon-strategie kunnen noemen. "Alles vanuit één punt over alle groepen verspreiden." En dat, zegt de raad dus, is achterhaald.
Minister Slob aan zet
Het is een adviesrapport, opgesteld in opdracht van het nieuwe kabinet. De vraag is dus wat minister Slob, verantwoordelijk voor media, hiermee gaat doen. Op dat antwoord moeten we nog even wachten, de minister komt dit najaar met zijn eigen voorstel en wil tot die tijd niet reageren.
De NOS heeft de techbedrijven ook om een reactie gevraagd, maar die hebben ze nog niet gegeven.