NOS Nieuws

Goede antiresistentie-maatregelen farmaceut moet concurrent inspireren

  • Rinke van den Brink

    Redacteur gezondheidszorg

  • Rinke van den Brink

    Redacteur gezondheidszorg

Om antibioticaresistentie aan te pakken is veel meer nodig dan alleen de ontwikkeling van nieuwe middelen. Dat gaat heel langzaam en daarom is het van groot belang dat de antibiotica die er nu zijn zo lang mogelijk effectief blijven. Er moet dus zo veel mogelijk voorkomen worden dat bacteriën ongevoelig worden voor die middelen.

Daarom besteedt de Antimicrobial Resistance Benchmark, die vandaag voor het eerst gepubliceerd is door de Access to Medicine Foundation, veel aandacht aan wat farmaceutische bedrijven op dit gebied doen. De best practices van sommige bedrijven die in het rapport voorkomen moeten de concurrentie inspireren.

Maar welke bedrijven doen het goed en welke maatregelen hebben ze genomen?

Onderzoek naar resistentie

De best presterende bedrijven GlaxoSmithKline (GSK) en Johnson & Johnson (J&J) hanteren voor hun bestaande middelen tegen infecties begeleidende maatregelen. Die moeten ervoor zorgen dat de medicijnen voor alle patiënten beschikbaar zijn, maar niet onnodig gebruikt worden. Het Amerikaanse Pfizer en het Zwitserse Novartis presteren eveneens goed op deze twee gebieden. Andere bedrijven blijven achter bij deze vier.

Verder volgen GSK en J&J de ontwikkeling van resistentie tegen hun middelen op de voet. Negen van de onderzochte bedrijven doen dat in enige mate. Zo doet bijvoorbeeld Pfizer dergelijk onderzoek in zestig landen en het biotechnologiebedrijf Wockhardt doet zulk onderzoek in de hele Indiase gezondheidszorg.

"Maar de bedrijven zien dat nog niet als hun core business", zegt directeur Jay Iyer van de Access to Medicine Foundation. "Het is van groot belang voor de gezondheidszorg om te weten waar antibioticaresistentie vaak voorkomt, dan kunnen artsen en verpleegkundigen zich erop voorbereiden als een patiënt met resistente bacteriën hun ziekenhuis of praktijk binnenloopt."

Afvalwater

Op papier hebben de grote farmaceuten GSK, J&J, Novartis, Pfizer, Roche en Sanofi het milieu- en afvalbeleid het beste geregeld. Zo hebben ze bijvoorbeeld limieten gesteld aan de hoeveelheid antibiotica in hun eigen afvalwater of in het afvalwater van fabrieken die voor hen produceren.

Het nut van deze maatregel in de praktijk is onbekend: geen van de bedrijven kan of wil vertellen hoeveel er daadwerkelijk wordt geloosd. En maar één bedrijf was bereid bekend te maken met welke antibioticaproducent werd samengewerkt.

"Er is geen standaard voor de maximale hoeveelheid antibiotica in afvalwater", zegt Iyer. "Er is nog onvoldoende wetenschappelijk onderzoek over beschikbaar. Topwetenschappers en bedrijven werken nu aan het vaststellen van limieten. Wij hebben de farmaceutische bedrijven gevraagd: 'Gaan jullie daarop wachten of ga je zelf vast iets doen?'. Ze kunnen limieten gewoon opleggen aan toeleveranciers, via contracten."

Bonusbetalingen

Van de dertig onderzochte bedrijven hebben GSK en het Japanse Shinogi hun bonussen voor vertegenwoordigers losgekoppeld van het aantal verkochte antibiotica. GSK deed dat al vijf jaar geleden.

Pfizer begint in 2018 een proefproject waarbij een extra beloning voor de verkoopstaf niet langer afhangt van de hoeveelheid verkochte antibiotica. Novartis heeft aangekondigd de bonussen minder te laten afhangen van de hoeveelheid verkochte antibiotica.

Praktijkvoorbeeld

Dat de ontwikkeling van nieuwe antibiotica langzaam gaat, toont Bedaquiline wel aan. Het is het enige nieuwe middel tegen tuberculose dat in bijna 40 jaar tijd beschikbaar is gekomen. Het is uitsluitend bedoeld voor patiënten met multidrug-resistant of extensively drug-resistant tuberculose (MDR-TB of XTR-TB). Fabrikant Johnson & Johnson heeft programma's opgezet die er voor moeten zorgen dat alleen patiënten met de juiste indicatie dit middel krijgen en dat het ook in arme landen beschikbaar komt.

Dat laatste gebeurt via prijsbeleid waarbij rekening wordt gehouden met het inkomen per hoofd van de bevolking per land waar het middel op de markt komt. Dat is intussen gebeurd in 23 arme landen. Donaties van het StopTB Partnership zorgen voor financiering. Johnson & Johnson werkt nauw samen met medisch specialisten en apothekers om het middel bij de juiste patiënten te krijgen. De farmaceut geeft ook trainingen aan artsen en verpleegkundigen over resistentie tegen medicijnen tegen infectieziekten en volgt het ontstaan van resistentie tegen bedaquiline.

Nederland

Er zijn in Nederland twee tbc-centra: Dekkerswald in Nijmegen en Beatrixoord in het Groningse Haren. "Wij geven een enkele keer bedaquiline aan patiënten met een (zeer) resistente vorm van tbc", zegt longarts en tuberculose-specialist Wiel de Lange van Beatrixoord. "Altijd samen met andere middelen. Het is Nederland een duur middel. Een kuur van zes maanden kost circa 25.000 euro. Johnson & Johnson heeft inderdaad beleid om het middel ook in armere landen toegankelijk te maken. In Zuid-Afrika bijvoorbeeld kost het ongeveer een tiende van wat het hier kost."

De Lange: "Tuberculose is een echte armoede-ziekte. Johnson & Johnson laat zien dat je een gedifferentieerd prijsbeleid kunt voeren dat daar rekening mee houdt. Wereldwijd krijgen jaarlijks zo'n tien miljoen mensen tbc. Anderhalf à twee miljoen patiënten sterven eraan, terwijl de ziekte behandelbaar is. In Nederland zijn er elk jaar zo'n 800 tot 900 gevallen."

In vijftig jaar zijn er twee middelen bij gekomen tegen tuberculose en tussen bedaquiline en dat andere middel zit bijna 40 jaar. "Dat heeft ermee te maken dat het een armoede-ziekte is. En ook dat men dacht het komt wel goed met die ziekte. Tegen hiv zijn in kortere tijd zo'n 30 middelen beschikbaar gekomen."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl