Burgers omgekomen bij Turkse operatie in Noord-Syrië
Turkse luchtaanvallen op de Koerdische enclave Afrin in Noord-Syrië hebben volgens lokale media vandaag aan zeker zeven burgers het leven gekost. Het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten, een actiegroep die vanuit Engeland bericht over de strijd in Syrië, spreekt over acht doden, onder wie een kind.
De slachtoffers vielen in het dorp Jibra, in het zuidoosten van Afrin. Volgens het Observatorium heeft de Turkse militaire operatie dit weekend in totaal achttien levens geëist. De Turkse strijdkrachten bestoken Afrin sinds vrijdag; vandaag staken grondtroepen de grens over om de Koerden, die Afrin in handen hebben, te verjagen.
De Turken willen een 30 kilometer brede 'veilige zone' instellen, waaruit alle Koerden zijn verdreven. Ankara vreest dat de Syrische Koerden samenwerken met de terroristische organisatie van Turkse Koerden PKK.
De Turkse operatie heeft grote bezorgdheid gewekt in de rest van de wereld. Op verzoek van Frankrijk vergadert de VN-Veiligheidsraad morgen over de inval. Frankrijk hoopt dat de raad Turkije opdraagt om hulpverleners toe te laten in Afrin.
Ook de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Tillerson heeft gezegd dat de operatie hem grote zorgen baart. Zijn Russische collega Lavrov wijst er echter op dat de VS zelf verantwoordelijk is voor de Turkse ergernis die tot de inval heeft geleid. De Amerikanen hebben met hun "eenzijdige steun" aan de Syrische Koerden de wrevel van Ankara gewekt, meent Lavrov.
De VS geeft de Koerden al langere tijd militaire ondersteuning, eerst in hun strijd tegen IS en nu om een terugkeer van de jihadistische organisatie te voorkomen.