Leger Myanmar beschuldigd van leggen mijnen op Rohingya-route
Het leger van Myanmar wordt beschuldigd van het leggen van mijnen in het gebied waarlangs de Rohingya vluchten in de westelijke deelstaat Rakhine, aan de grens met Bangladesh. Amnesty International meldt dat zeker twee vluchtelingen gewond zijn geraakt door explosieven.
De afgelopen twee weken zijn naar schatting 300.000 leden van de moslimminderheid Rohingya Myanmar ontvlucht. Onderweg zijn ze beschoten door militairen en hun dorpen zijn platgebrand. Nu komt daar nog de beschuldiging bij dat er landmijnen of andere explosieven zijn geplaatst op de route naar Bangladesh.
Beenwonden
Verslaggevers van het Amerikaanse persbureau AP spraken een oudere vrouw bij de grens die een been had verloren en ernstige wonden had aan haar andere been. Familieleden zeiden dat ze op een landmijn was gestapt. Grenswachten in Bangladesh melden nog twee andere gevallen van verwondingen door explosieven.
Sinds 1997 is een internationaal verbod op het gebruik van landmijnen van kracht. Volgens Amnesty International zijn de afgelopen jaren toch openlijk landmijnen ingezet door drie militaire regimes; in Myanmar, Noord-Korea en Syrië.
Bestand
Rohingya-opstandelingen in Myanmar riepen gisteren eenzijdig een wapenstilstand van een maand uit, die vandaag zou moeten ingaan. Het staakt-het-vuren moet het voor hulpverleners mogelijk maken om slachtoffers van het conflict in Rakhine te helpen. Of het leger van Myanmar het bestand accepteert, is niet bekend.
In het boeddhistische Myanmar vormden de Rohingya een minderheidsgroep van naar schatting 1,1 miljoen mensen. Ze worden in Myanmar gezien als illegale migranten en hebben geen burgerrechten.
De vlam sloeg op 25 augustus in de pan toen Rohingya-strijders politieposten in Myanmar aanvielen. Het leger reageerde met geweld, niet alleen tegen Rohingya-strijders, maar tegen de hele bevolkingsgroep.