Nederlandse militairen in Nederlands-Indië
NOS NieuwsAangepast

Herinneringen aan een verloren oorlog, waarover niemand meer sprak

"Elke oorlog is smerig. En dat is daar ook zo geweest", zegt veteraan Jan Egberts, terugblikkend op de periode dat hij als dienstplichtige soldaat werd ingezet om te helpen de orde te herstellen in voormalig Nederlands-Indië, na de capitulatie van Japan in 1945.

Na zijn terugkeer in Nederland in 1950 zweeg hij over wat hij had meegemaakt. Niemand vroeg hem ook iets. "Maar er gaat geen dag voorbij dat ik er niet mee bezig ben."

Jan Egberts was een van de ruim negentig jonge mannen uit het Zuid-Hollandse dorpje Ter Aar die in de periode 1945-1950 als oorlogsvrijwilliger of als dienstplichtige naar Nederlands-Indië werden verscheept. Gerard van Pijkeren verzamelde de verhalen van een aantal van deze mannen in een boek dat dit voorjaar verscheen onder de titel Loslaten, dat gaat niet meer.

"Het zijn de verhalen van een vergeten groep mannen die veel hebben geleden in een verloren oorlog, waarover we in Nederland liever niet meer wilden praten", zegt Van Pijkeren. "De meeste jongens waren nog nooit ver van huis geweest en hadden geen idee in wat voor situatie ze terechtkwamen. Ze wisten niet wat er op politiek niveau speelde en kenden de Aziatische vechtcultuur niet. Toen ze terugkwamen was er nauwelijks belangstelling voor wat ze hadden meegemaakt. Veel jongens voelden zich onbegrepen."

De oorlog in de voormalige Nederlandse kolonie kostte aan zo'n 5000 Nederlandse militairen het leven, onder wie drie jongens uit Ter Aar. Er kwamen naar schatting 100.000 Indonesiërs om.

Wat waren de politionele acties?

Hein Sassen meldde zich in 1945 als oorlogsvrijwilliger om Nederlands-Indië te helpen bevrijden van de Japanners. Hij zag het bovendien als een kans om zijn horizon te verbreden buiten de kleine gemeenschap van Ter Aar waarin hij was opgegroeid.

Toen hij in februari 1946 eindelijk naar Java vertrok, was de capitulatie van Japan al lang een feit. Nederland erkende de onafhankelijkheid van Indonesië niet, die twee dagen na de Japanse capitulatie in augustus 1945 was uitgeroepen door Soekarno en Hatta.

Er heerste chaos in het land en Sassen en zijn medesoldaten werden ingezet om 'vrede en recht te herstellen' in de Nederlandse kolonie. Gaandeweg werd duidelijk dat hij met zijn bataljon vooral de Nederlandse belangen in olie, rubber en suiker moest verdedigen.

Kopje kleiner

In brieven aan zijn vriendin in Ter Aar beschreef Sassen wekelijks wat hij meemaakte. Het idealisme maakte plaats voor gelatenheid toen bleek dat hij zich staande moest houden in een uitputtende en grimmige guerrillaoorlog, die vele slachtoffers eiste.

"De jongens waren niet voorbereid op een strijd die zich vaak in de jungle afspeelde en waarbij de tegenstander hen soms te lijf ging met een klewang, een groot zwaard, om hen een kopje kleiner te maken", vertelt Van Pijkeren.

Met het akkoord van Linggadjati op 15 november 1946 erkende Nederland de Republiek Indonesië op Java en Sumatra. Nederland ging in principe akkoord met een geleidelijke en beperkte dekolonisatie.

Toen de onderhandelingen over de uitvoering van het akkoord vastliepen, besloot de Nederlandse regering tot een gewapend optreden, de eerste 'politionele actie', die op 21 juli 1947 begon. Het doel was grote stukken grond te veroveren en de Republiek Indonesië tot politieke medewerking te dwingen.

Sassen verbaasde zich er in een brief over dat op 5 augustus een wapenstilstand werd afgekondigd, "terwijl de opmars juist zo goed verliep". De soldaten wisten niet dat Nederland door de VN-Veiligheidsraad werd gedwongen tot een staakt-het-vuren en tot overleg onder internationale leiding. Toch ging de guerrillastrijd door, met steeds bruter geweld van beide kanten.

Grijs gebied

"Uit de verhalen van de mannen uit Ter Aar blijkt dat ze niet ontkennen dat er sprake is geweest van extreem geweld", zegt Van Pijkeren. "Ze vinden het wel onredelijk dat ze naderhand soms zijn weggezet als 'moordenaars'. Het is een grijs gebied. In rustige tijden was er goed contact met de bevolking in de kampongs. Er zijn ook huwelijken ontstaan. Maar als er gevochten werd, ging het er hard aan toe. Dan was het jij of ik."

"Achteraf vraag je je af of het ook allemaal anders gekund had", zegt Jan Egberts. Als 21-jarige dienstplichtige soldaat was hij al een jaar gelegerd op Sumatra, toen op 19 december 1948 de tweede 'politionele actie' begon. Hij herinnert zich nog levendig hoe hij met zo'n dertig man drie uur lang onder vuur lag. "Als er een jongen sneuvelt of gewond raakt, en je ligt onder vuur, dan is het gewoon vechten voor je leven. Zorgen dat je er goed uitkomt."

Indië-veteraan: "Het was gewoon vechten voor je leven"

Na de tweede militaire actie moest Nederland onder zware internationale druk tot een definitieve oplossing van de kwestie komen. Op 27 december 1949 droeg de Nederlandse regering de soevereiniteit over aan de nieuwe staat Indonesië.

Jan Egberts betreurt het dat de oorlog zo lang is doodgezwegen. "Weinig mensen weten wat daar gebeurd is. Het ligt gevoelig. Maar de jongens die daar zijn omgekomen, hadden meer respect moeten krijgen."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl