De koning gaat, als regel, niet naar Indië-herdenkingen
Piet van Asseldonk
redacteur Koninklijk Huis
Piet van Asseldonk
redacteur Koninklijk Huis
Vandaag is in Roermond, zoals altijd op de eerste zaterdag van september, de nationale herdenking van militairen die tussen 1945 en 1965 vielen in het voormalige Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea.
Ruim twee weken geleden, op 15 augustus, was in Den Haag de jaarlijkse nationale herdenking van de capitulatie van Japan in 1945. Daarbij wordt ook stilgestaan bij de gevolgen van de Japanse bezetting voor Indische Nederlanders. Beide herdenkingen heten in de wandelgang Indië-herdenking.
Het staatshoofd gaat, in tegenstelling tot bewindslieden, als regel niet naar deze herdenkingen. In Roermond laat hij zich bij wijze van hoge uitzondering, aldus het Koninklijk Huis, vertegenwoordigen door zijn Chef Militair Huis. Naar Den Haag gaat de koning eens in de vijf jaar. Hij was er in 2015 en zal er dus weer zijn in 2020.
Afbreuk
Het beleid van de regering houdt in dat tijdens de Nationale Dodenherdenking van 4 mei in Amsterdam de nagedachtenis wordt geëerd van alle Nederlanders die in en na de Tweede Wereldoorlog vielen voor het vaderland. Dus ook de ruim 6000 militairen die destijds hun leven hebben gegeven in Indonesië.
Nagenoeg elk jaar nodigen de organisatoren van de herdenking in Roermond de koning uit, maar ze krijgen steeds nul op het rekest. In een brief van het Koninklijk Huis uit 2007 wordt uitgelegd dat men wil voorkomen dat met ceremonies elders of met herdenkingen bij andere gelegenheden aan het karakter van de Dodenherdenking op de Dam, als nationaal monument bij uitstek, afbreuk wordt gedaan.
Omdat de geschiedenis van mensen met een Indische oorlogsachtergrond in ons land lange tijd onderbelicht bleef, groeide de behoefte aan een eigen nationale herdenking naast die van 4 en 5 mei. Dat werd de jaarlijkse herdenking bij het in 1988 door koningin Beatrix onthulde Indisch Monument in Den Haag.
Dat is op particulier initiatief, maar met financiële steun van de overheid, opgericht, ter nagedachtenis aan alle Nederlandse burgers en militairen die het slachtoffer zijn geworden van de Japanse bezetting (1941-1945) van het voormalig Nederlands-Indië.
Politionele acties
Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, drie maanden nadat de Tweede Wereldoorlog in Europa eindigde, was het leed van veel Indische Nederlanders nog niet voorbij. Indonesische vrijheidsstrijders riepen de onafhankelijkheid uit. Als reactie stuurde Nederland tussen 1945 en 1949 een troepenmacht om de orde in de Indische kolonie te herstellen.
De Nederlandse oorlogshandelingen overzee kregen de naam politionele acties, want militair optreden tegen eigen burgers is formeel immers geen oorlog, maar politiewerk.
De families van de Nederlandse militairen die in deze koloniale oorlog het leven lieten, hebben zich hun leven lang miskend gevoeld. Zeker nadat er berichten over door Nederland in Indonesië gepleegde oorlogsmisdaden de ronde gingen doen.
Gaandeweg kwam er aandacht voor de soldaten die overzee (eerst in Indonesië en later in Nieuw-Guinea) het leven lieten en kwam er het Nationaal Indië Monument 1945-1962, door prins Bernhard in 1988 onthuld, als middelpunt van een jaarlijkse herdenking.
Politieke gevoeligheden
Graag zouden de Indië-veteranen het staatshoofd bij hun herdenking begroeten. Dat zit er vanwege het regeringsbeleid ten aanzien van oorlogsherdenkingen niet in. Ook de politieke gevoeligheden in de relatie met Indonesië spelen een rol. Tegen de achtergrond van onder meer het recente boek De brandende kampongs van generaal Spoor van Remy Limpach bekostigt het kabinet een breed onderzoek naar eventuele oorlogsmisdaden in Nederlands-Indië.
Hoe dan ook zullen de Indië-veteranen het vandaag weer met de Chef Militair Huis van de koning moeten doen.