Waarom verdien je op de basisschool minder dan op de middelbare school?

  • André Meinema

    Verslaggever economie

  • André Meinema

    Verslaggever economie

Wie in groep 1 of groep 8 als juf of meester voor het eerst aan de slag gaat, kan rekenen op een bruto maandsalaris van 2436 euro (zo'n 1950 euro netto, cijfers gebaseerd op informatie van de PO Raad). Na tien jaar is dat bruto 3009 euro per maand en maximaal kom je als gewone leerkracht op de basisschool uit op 3482 euro.

Wie in het voortgezet onderwijs voor de klas staat, gaat met meer geld naar huis. Een beginnende leraar verdient 2601 euro. Na tien jaar is dat 3583 euro en het hoogste eindsalaris is 3978 euro. Het verschil met de collega op de basisschool is aan het eind liefst 14 procent.

Hoe komt dat toch? Docenten die overstappen van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs verbazen zich er vaak over dat ze in een klap een paar honderd euro meer gaan verdienen, terwijl ze niet meer uren moeten werken en de klassen bij lange na niet zo groot zijn.

Het gekke is dat het nog niet zo eenvoudig is om uit te leggen waar die salarisverschillen nou door komen. Onderwijskundigen en arbeidsmarktkenners wijzen verschillende kanten op.

Traditionele waardering?

Het was niet iedereen gegeven, maar het idee was een halve eeuw geleden wel dat je onderwijscarrière begon in het lager onderwijs om vervolgens op te klimmen naar het voortgezet of hoger onderwijs.

Het hing ook samen met maatschappelijk aanzien. De kleuterjuf stond 'onder' de meester en juf van de lagere school, en die weer onder de leraar op de middelbare school. Met de komst van de basisschool promoveerde de kleuterjuf, maar bleef de achterstand in groep 1 tot en met 8 ten opzichte van de collega's in het voortgezet onderwijs bestaan. Basisschool was basic, en dat geldt ook voor de financiële waardering.

In het voortgezet onderwijs wordt voortgebouwd op die basis, en dat is dus belangrijker, is de gedachte. Maar met dat beeld vegen onderwijskundigen tegenwoordig de vloer aan. Basisonderwijs is eigenlijk fundamenteler en belangrijker dan wat daarna volgt: zonder vloer geen huis. Dus zo bezien zouden leraren in het basisonderwijs zelfs beter betaald moeten worden.

Een diplomakwestie?

Een hogere kwalificatie betekent langer studeren, meer tijd, meer geld erin investeren. En dat betaalt zich terug in een hoger salaris. Hoe hoger het diploma of de vakbekwaamheid, hoe beter betaald. Leraren met een tweedegraads bevoegdheid (hbo) worden lager ingeschaald dan die met een eerstegraads bevoegdheid (wo). Op de basisschool verdient een tweedegraads echter minder dan de tweedegraads bevoegde collega in het voortgezet onderwijs.

Leerkrachten hebben een hbo-opleiding of hoger gevolgd, dus een pabo, lerarenopleiding, of een universitaire studie. Een pabo-studie duurt vier jaar en levert een bachelor-diploma op. Daarmee heeft de opleiding hetzelfde niveau als een hbo-lerarenopleiding, die een tweedegraads bevoegdheid in het voortgezet onderwijs oplevert.

Voor een eerstegraads bevoegdheid heb je een universitaire studie nodig. En dan zijn er ook mensen die daarna besluiten dat ze in de basisschool voor de klas willen staan en een verkorte, tweejarige pabo volgen.

Voor een deel is het dus inderdaad een kwestie van opleidingen en diploma's. Maar dat gaat dus lang niet in alle gevallen op.

Geld

PvdA en VVD willen iets aan de ongelijkheid doen en dat liefst zo snel mogelijk regelen. Een paar honderd miljoen euro erbij om de kloof enigszins te dichten. De meer dan 40.000 protesterende leerkrachten van 'PO in Actie' vinden dat nog steeds een fooi. Er zou minstens 900 miljoen euro per jaar bij moeten om de salarisongelijkheid te overbruggen. En nog eens 400 of 500 miljoen om de werkdruk aan te pakken middels kleinere klassen en assistenten

Bovendien kunnen hogere salarissen ook het probleem oplossen van het tekort aan leraren, en dan vooral van meesters.

Een vraag die nog in de lucht hangt: los je met meer geld de problemen op? Meer salaris is fijn, maar het vermindert niet waar leraren het meest over klagen: de werkdruk, met naast het lesgeven het vergaderen, rapporteren en overleggen, de gesprekken met mondige ouders, de leerlingen in de klassen die meer of andere zorg nodig hebben, en de altijd weer te grote klassen.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl