Zwarte lijst met maar één naam: sportclubs nalatig bij aanpak seksueel misbruik
Sportclubs pakken meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag niet goed op. De aanpak is versnipperd en meldingen worden vaak informeel afgedaan, concluderen onderzoekers die de aanpak van misbruik in de sport tegen het licht hielden.
In opdracht van onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap ondervroegen de wetenschappers van de VU en Bureau Beke sportclubs, verenigingen en slachtoffers. Ook bekeken ze meldingen binnen de sport van seksueel grensoverschrijdend gedrag en ruim honderd politiedossiers. Het onderzoek staat los van de commissie-De Vries, die ook onderzoek doet naar seksueel misbruik in de sport.
Weinig meldingen
Hoewel dit rapport geen beeld geeft van de omvang van seksueel grensoverschrijdend gedrag, gaan onderzoekers Marjan Olfers en Anton van Wijk ervan uit dat zulk gedrag 'regelmatig' voorkomt. Uit eerdere studies blijkt dat minstens een op de tien sporters onder de 18 ermee te maken krijgt.
Maar per jaar worden er landelijk slechts rond de honderd meldingen geregistreerd, blijkt uit het rapport. Afgezet tegen de 4,3 miljoen Nederlanders die lid zijn van een sportclub, is dat zeer weinig.
Volgens de onderzoekers komt dat doordat er in het proces van melden te veel 'afhaakmomenten' zitten. Zo zijn er meerdere plekken waar iemand naartoe kan, wat het voor slachtoffers onoverzichtelijk maakt.
Ze weten ook niet wat er met een melding gebeurt. De meldpunten wisselen onderling weinig informatie uit en verwijzen vaak door, waardoor het risico bestaat dat een melding gaat 'zweven'.
Sportverenigingen lossen een melding ook het liefst intern op, concluderen Van Wijk en collega's. Verreweg de meeste meldingen eindigen met een waarschuwend gesprek. Soms volgt een ordemaatregel binnen de club. Slechts een klein deel bereikt een sportbond, laat staan een tuchtrechtelijk orgaan, waardoor er nauwelijks sancties volgen.
Van de honderd politiezaken eindigden er twee in een veroordeling. Ook wordt er vrijwel nooit een dader op de zwarte lijst geplaatst. Op dit moment staat er maar één naam op die lijst.
Een melding van seksueel grensoverschrijdend gedrag kan verenigingen ook splijten. Plegers zijn vaak populair en onmisbaar binnen de vereniging en krijgen daarom steun van leden. Veel slachtoffers zijn daarentegen minderjarig, wat weer verontwaardiging oproept.
Toeters en bellen
Harde sancties zijn ook niet altijd nodig, zeggen de wetenschappers. Vaak gaat het om gedrag op de grens van wat wel en niet mag. Een gesprek met de persoon in kwestie en duidelijker afspraken kunnen afdoende zijn. Maar mogelijk strafbare gedragingen horen altijd beoordeeld te worden in het strafrecht, benadrukt onderzoeker Van Wijk.
De politie en de sport zijn nu twee verschillende werelden, staat in het rapport. Vaak melden justitie en sportclubs een onderzoek niet bij elkaar. Verenigingen en bonden raadplegen ook zelden zedenspecialisten. Volgens Van Wijk komt dat door de onterechte angst dat die dan met "toeters en bellen" komen. De politie moet daarom duidelijker communiceren met sportclubs over wat ze kunnen betekenen, aldus Van Wijk.
Slachtoffers die wel aangifte doen bij de politie, zetten die in de helft van de gevallen niet voort. De bewijslast is vaak een struikelblok. Ook moet een slachtoffer met een emotionele ervaring aparte trajecten door: aangifte doen bij de politie, verhaal doen bij de sportclub én bij het tuchtrechtelijk orgaan van de bond.
Wat je kunt doen, moet je doen. Gewoon een VOG halen dus.
Driekwart van de sportclubs acht de kans zeer klein dat seksueel grensoverschrijdend gedrag bij hen kan voorkomen. Daardoor zien ze weinig noodzaak voor afspraken over wat te doen bij een melding, zeggen de onderzoekers. Instrumenten die de sportkoepel NOC*NSF ontwikkelde om verenigingen te helpen bij een adequate aanpak, worden weinig gebruikt.
Veel sportclubs hebben geen vertrouwenscontactpersoon. In de 25.000 sportverenigingen zijn er maar 900 vertrouwenspersonen opgeleid. Ook wordt lang niet altijd een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) aangevraagd voor nieuwe vrijwilligers. Voor veel clubs blijkt het moeilijk om te bepalen wie allemaal zo'n VOG moeten krijgen, bijvoorbeeld vanwege de grote en wisselende betrokkenheid van hulpouders.
De onderzoekers adviseren het aanwijzen van een vertrouwenspersoon en een VOG verplicht te stellen. "Daarmee krijg je ook geen garanties, want veel daders zijn first offenders", erkent Van Wijk, "maar wat je kunt doen, moet je doen. Gewoon halen dus, die VOG."
Black Box
Bij het Vertrouwenspunt Sport (VPS), het landelijke meldpunt, was volgens de onderzoekers niet na te gaan wat er met een melding gebeurt omdat er geen goede registratie is. Zij adviseren het VPS, sportverenigingen en bonden de aanpak van meldingen beter te registreren. Slachtoffers en de maatschappij kunnen dan zien welk resultaat een melding heeft. Daders die in andere clubs al zijn berispt, lopen dan ook sneller tegen de lamp.