'Er zijn wel vier partijen die de verkiezingen kunnen winnen'
De VVD staat sinds vorige week op voorsprong in de peilingen, maar hoeveel zekerheid geeft dat over de verkiezingsuitslag van morgen? Beslist geen 100 procent, waarschuwt politicoloog Tom Louwerse, de maker van de Peilingwijzer.
Afgaande op de laatste verkiezingen geven de peilingen volgens Louwerse over het algemeen een redelijk beeld van de einduitslag. Maar een verrassing bij één of twee partijen is bepaald niet uitgesloten. Bij de huidige geringe verschillen tussen de grootste partijen in de Peilingwijzer, kan dat grote gevolgen hebben. Het kan net het verschil betekenen tussen een overwinning voor de VVD of voor een van de belangrijkste uitdagers PVV, CDA en D66.
“Dat de SGP niet de grootste zal worden, durf ik wel te voorspellen”, zegt Louwerse. “Maar keiharde weddenschappen over de winnaar durf ik niet aan te gaan. De VVD gooit de hoogste ogen, maar er zijn ook nog drie andere partijen die een kans maken.”
Strategische kiezers
Die onvoorspelbaarheid heeft zowel te maken met de het stemgedrag van zwevende kiezers als met de beperkingen van dit soort opiniepeilingen. Om met de eerste factor te beginnen: veel mensen beslissen pas op de verkiezingsdag wie hun stem krijgt. Bij de laatste verkiezingen in september 2012 was dat zo’n 15 procent.
Het gaat hier bijvoorbeeld om strategische kiezers: mensen die hun stem (mede) bepalen aan de hand van de opiniepeilingen. Ze willen een bepaalde partij de grootste maken of een andere juist dwarszitten. Daarmee bijten de peilingen zichzelf als het ware in de staart: omdat ze zoveel invloed hebben, hebben ze minder voorspellende waarde.
Correcties
De peilingen kennen qua methode ook zo hun onzekerheden. Bekend is dat bepaalde groepen kiezers nogal eens ondervertegenwoordigd zijn in de steekproeven, zoals Nederlanders met een migrantenachtergrond.
In verschillende Amerikaanse staten lijkt afgelopen november een soortgelijk probleem te hebben gespeeld met laagopgeleide blanke mannen. Daardoor werd de steun voor Donald Trump in cruciale staten als Wisconsin veel te laag ingeschat.
Met correcties kunnen bureaus het nodige doen tegen dit soort afwijkingen, maar daar zijn grenzen aan. En als alle peilers daardoor een bepaalde partij consequent te hoog of te laag inschatten, dan doet de Peilingwijzer dat logischerwijs ook. En daarmee kan de verkiezingsuitslag buiten de onzekerheidsmarges vallen. Want bij het berekenen van die marges wordt aangenomen dat de gemiddelde peiler goed zit.
Wispelturig
Wat er door de vertekeningen kan gebeuren, bleek vier jaar geleden. De VVD stond daags voor de verkiezingen van 2012 op 35 tot 37 zetels in de Peilingwijzer, maar kreeg er uiteindelijk 41. Iets soortgelijks gebeurde met de SP. Die kreeg bij dezelfde verkiezingen niet de verwachte 19 tot 21 zetels, maar slechts 15.
Het valt niet altijd precies te zeggen waar dit soort verrassende uitslagen precies vandaan komen. Is het de wispelturigheid van de kiezer, een te eenzijdige samenstelling van de kiezerspanels, of spelen er nog andere zaken mee? De bureaus proberen daar volgens Louwerse wel achter te komen, door achteraf de stemmers uit hun slotpeilingen terug te bellen. Maar niet iedere peiler durft zich kwetsbaar te maken door de resultaten van die ‘zelfcontrole' te publiceren.
Waarmee de uitslag van 15 maart niet alleen voor politici extra spannend is. Ook de peilingbureaus hebben heel wat te winnen en verliezen morgen.