Een urinetest op doping bij de Nederlandse Dopingautoriteit
NOS SportAangepast

Dopingwetenschapper De Hon wil controles veranderen

Meer inspraak voor sporters en per sport bekijken welke middelen prestatiebevorderend zijn. Volgens Olivier de Hon, wetenschapper en medewerker van de Nederlandse Dopingautoriteit, valt er nog een hoop te verbeteren aan de manier waarop met dopingcontroles wordt omgegaan. Aanstaande vrijdag promoveert hij op de effectiviteit van het huidige dopingbeleid.

Volgens De Hon staat de kennis over het effect van dopingcontroles nog in de kinderschoenen. "Toen ik hier zes jaar geleden aan begon, was er niet veel kennis. Er wordt veel gepraat over dopingcontroles, er wordt veel gecontroleerd. Maar de vraag of we het goed doen, wordt eigenlijk niet gesteld. Er zijn bijvoorbeeld maar een paar onderzoeken gedaan naar het aantal sporters dat daadwerkelijk doping gebruikt."

Die cijfers zijn volgens hem wel nodig om de effectiviteit van dopingbestrijding te kunnen meten. Volgens onderzoek gedaan door De Hon zou 4 procent van de Nederlandse sporters doping gebruiken. "De schattingen lopen internationaal uiteen van 4 tot 39 procent van de sporters. Dat is nogal een verschil en zelfs het laagste cijfer is hoger dan traditioneel wordt gevonden bij dopingcontroles."

Gepakte sporters zijn niet altijd schuldig

Voor zijn nieuwe onderzoek analyseerde De Hon onder andere gegevens uit de juridische database van het wereldantidopingagentschap WADA. Daaruit blijkt dat vier op de tien gepakte sporters een lagere straf krijgt omdat ze de doping óf onbewust tot zich genomen hebben, óf dat er andere verzachtende omstandigheden waren.

"Dat is een probleem. Want we vragen veel medewerking van sporters. Ze leveren een deel van hun privacy in. Ze moeten hun whereabouts bijhouden en elke dag een uur aangeven waarin ze beschikbaar zijn voor controles. Dat doen ze omdat het er nu eenmaal bij hoort, maar dan moet je ervan uit kunnen gaan dat degenen die betrapt worden op het gebruik van doping ook de echte zondaars zijn."

De Hon pleit ervoor om sporters meer te betrekken bij het dopingbeleid: "Gelukkig zie je dat het al meer gebeurt, onder andere door de atletencommissies die meepraten."

Lijst met verboden middelen beperken

Zelf is hij voorstander van inperking van de lijst met verboden middelen. "De lijst wordt alleen maar langer, er gaat bijna nooit iets af. Ik denk dat we kritisch moeten kijken naar welke middelen nu echt prestatiebevorderend zijn - zoals epo, bloeddoping en anabolen - en welke middelen misschien medisch of maatschappelijk niet wenselijk zijn, maar waarbij het de vraag is of ze echt de sportprestatie bevorderen. Dan denk ik aan pijnstillers of cannabis."

Nu geldt de dopinglijst nog voor alle sporten. Elk jaar publiceert het WADA een nieuwe lijst van verboden middelen. Een middel kan op de lijst komen als het prestatiebevorderend is, mogelijk gezondheidsrisico's met zich meebrengt of een schending is van de elementaire waarden van de sport.

Volgens De Hon moet er beter gekeken worden voor welke sport een verboden middel relevant is. "De basis moet er zijn. Er zal altijd een anti-dopingbeleid nodig zijn. Maar nu zijn er te veel regels. Nog even en het systeem bezwijkt onder zijn eigen gewicht en dat moet je niet willen. Daar is het veel te belangrijk voor."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl