Henk Grol en Kim Polling zijn, tegen wil en dank, de gezichten van het tegenvallende resultaat
NOS Sport

Weinig medailles, hoop gedoe: judo op de Spelen

Het NOC*NSF ging met de grootste judoploeg ooit naar de Olympische Spelen in Rio de Janeiro, maar sleepte slechts één bronzen medaille (Anicka van Emden) in de wacht. Een factor die niet geholpen heeft: de onrust die is ontstaan over de centralisatie.

Al maanden voor de Spelen werd judobond JBN opgeschud door schermutselingen in de top. Startpunt voor de bestuurlijke malheur was het idee één centrale trainingslocatie voor het judo in te richten op Papendal.

Het NOC*NSF wilde dat de JBN dit plan zou realiseren. "Dat schudde de wereld van de judoka's door elkaar", weet judo-commentator Kees Jongkind. "Er ontstond in alle linies onrust en wantrouwen."

Je moet vier jaar trainen om op het podium te staan, en in drie seconden kan het over zijn.

Kees Jongkind, judocommentator

Loopgraven

In 2014 beet Ben Sonnemans als directeur topsport zijn tanden al stuk op het centralisatieplan. “De problemen liggen met name op het gebied van communicatie en besluitvorming”, liet de inmiddels eveneens opgestapte voorzitter Willem Jan Stegeman destijds weten. Er bestond onrust over het feit dat de zeggenschap van clubtrainers en privécoaches sterk verminderde.

Henry Bonnes werd aangesteld om de centrale trainingslocatie in Papendal toch van de grond te krijgen. Maar ook hij werd geveld door bestuurlijke problemen. Hij ervoer een gebrek aan vertrouwen in het bestuur, met name van Deborah Gravenstijn. Hij zag zich in maart genoodzaakt op te stappen.

De brede steun die Bonnes ondervond na zijn opstappen, niet in de laatste plaats van vooraanstaande judoka´s, zorgde ervoor dat hij vier dagen later weer terugkeerde als directeur topsport van de judobond.

Deborah Gravenstijn tijdens haar actieve loopbaan

In de maanden die volgden, blies vrijwel het hele bestuur de aftocht: Willem Jan Stegeman (voorzitter), Deborah Gravenstijn (topsport), Ans van de Kerkhof (leden- en wedstrijdzaken) en Wouter de Kruif (breedtesport) verlieten het toneel. Alleen René Bogaarts (financiën) bleef.

Alle bestuurlijke malheur ten spijt reisden de Nederlandse judoka´s begin augustus met zijn elven naar Rio de Janeiro. Nooit eerder was het Nederlandse judo met zo'n grote groep vertegenwoordigd bij de Olympische Spelen. De oogst, één bronzen medaille, was schamel.

Patroon

Een complete verrassing is dat niet: de afgelopen twee jaar kwam de Nederlandse equipe op de WK's evenmin verder dan één bronzen medaille. In 2014 won Sanne Verhagen brons op het WK, in 2015 was de bronzen eer aan Marhinde Verkerk en dit jaar legde Annicka van Emden beslag op de bronzen plak.

"We komen al twee jaar niet verder dan brons. Dat is een patroon", stelt Jongkind. "Blijkbaar zit er in het mondiale judo niet meer in dan dat."

"Het vervelende van judo is dat de wedstrijden altijd een dubbeltje op z'n kant zijn. Voor Nederland viel dat dubbeltje steeds de verkeerde kant op. Dat is niet door slecht trainen, want er is heel hard en goed getraind. Wat dat betreft is het een rotsport: je moet vier jaar trainen om op het podium te staan, en in drie seconden kan het over zijn."

Teleurstelling voor Kim Polling in Rio

Opmerkelijk is dat behalve één uitzondering alle tegenstanders die de Nederlandse judoka's uitschakelden, een medaille wonnen. "Het had ook net wel goed kunnen gaan. Als Kim Polling haar Japanse tegenstander Haruka Tachimoto, die later de gouden medaille won, had verslagen, was ze vast olympisch kampioen geworden."

Biedt centralisatie de oplossing?

De centralisatie gaat nu toch door. Begin september start het project in Papendal. "Met de centrale trainingslocatie hopen ze de oplossing te hebben gevonden", weet Jongkind.

Hoewel iedereen zich ervan bewust is dat er actie moet worden ondernomen, is de onrust over het centralisatieplan niet geminderd. Ondertussen spelen de schamele resultaten de voorstanders van de centralisatie in de kaart.

"Iedereen moet huis en haard verlaten om in Papendal te gaan trainen. Judoka's moeten op zoek naar een woning en ze moeten studies heroverwegen om naar Papendal te verkassen. Voor topjudo in Nederland moet je veel doen en laten en dat hebben ze er ook voor over, maar dit is een nieuwe stap."

Werpvlees

Het gevaar is dat er in Papendal niet voldoende trainingspartners zijn om mee te sparren. "Judoka's die voor hun plezier bij een club judoën, zijn goede trainingsmaatjes voor de toppers", weet Jongkind.

"Ze worden, oneerbiedig gezegd, weleens 'werpvlees' genoemd. Ga je die 'B-garnituur' van het Nederlandse judo ook naar Papendal halen? Voor hen is het geweldig om met toppers te trainen en te sparren, maar voor die paar trainingen per week gaan ze niet naar Papendal verhuizen. Dat wordt problematisch."

Ze zijn blind ambitieus

Kees Jongkind

De verplichting voor judoka's zich in of rond Papendal te vestigen geldt enkel voor 'de nieuwe generatie', van Frank de Wit en Michael Korrel. "Ze zijn blind ambitieus. Die jonge generatie gaat wel. Maar of het ook de oplossing biedt? Ik vrees dat het wegblijven van trainingspartners de bottleneck wordt", aldus Jongkind.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl