'Nieuwe kapers op de kust' voor Colombiaans goudschip
Sinds de president van Colombia dit weekend de vondst bekendmaakte van het Spaanse galjoen San José, dat 307 jaar geleden voor de Colombiaanse kust zonk, verschijnen er steeds nieuwe kapers op de kust. Twee dagen geleden werd al bekend dat de Amerikaanse bergingsfirma Sea Search Armada, die al in 1982 de vondst van de San José claimde, een deel van de 'buit' opeist. Vandaag zijn daar de Spanjaarden bij gekomen.
De San José zonk op 8 juni 1708 met 600 mensen aan boord en volgens maritiem deskundigen een lading edelstenen, zilver en elf miljoen gouden munten. De huidige waarde zou miljarden kunnen zijn en het wordt al de grootste gezonken schat ter wereld genoemd, de 'heilige graal van scheepswrakken'.
De Spaanse minister van Buitenlandse Zaken, Jose Garcia-Margallo, heeft gezegd dat hij 'als vrienden' wil regelen met de Colombiaanse regering. Als dat niet lukt, is Spanje bereid naar de VN te stappen om hun recht op het schip te claimen. Hij zegt zich te willen baseren op een UNESCO-conventie, omdat de San José geen privé-eigendom was maar eigendom van een staat en gezonken als gevolg van een oorlog.
Garcia-Margallo gelooft dat de Colombianen de Spaanse belangen zullen erkennen. Maar Colombia heeft in 2013 een wet ingevoerd die voorschrijft dat alle gezonken schepen in Colombiaanse wateren deel uitmaken van het nationaal erfgoed. Colombia zou wel 1200 van dat soort gezonken schepen voor de kust hebben liggen.
De San José ligt ergens voor de kust van het schiereiland Baru, ten zuiden van Cartagena. Begrijpelijkerwijs maken de Colombianen niet de exacte locatie bekend.