Tunesië: succesverhaal Arabische lente of voedingsbodem IS?

Na de Arabische Lente in 2011 gold Tunesië als regionaal succesverhaal. Het land werd door het Westen bejubeld om de seculiere grondwet, de vooruitstrevende rechten voor vrouwen en democratische verkiezingen. Maar ondanks de relatieve stabiliteit kwamen bij een bloedige aanslag vandaag 21 mensen om het leven.

"In de regio is Tunesië een succesverhaal. Maar dat betekent niet dat er geen problemen zijn met moslimextremisme", vertelt Bertus Hendriks, Midden-Oostendeskundige bij Clingendael.

"Veel Tunesische jongeren zijn gefrustreerd. Er is misschien wel vrijheid en democratie, maar ook veel werkloosheid en armoede. Dat is een voedingsbodem voor terrorisme. Het overgrote deel wil naar Europa, maar ook vertrekt een aantal naar Syrië."

IS-strijders

Tunesië levert verhoudingsgewijs het hoogste aantal IS-strijders ter wereld. Zo'n 3000 Tunesiërs zijn de afgelopen jaren naar Syrië en Irak vertrokken. Een paar honderd van hen zijn teruggekeerd.

In februari pakte de overheid 32 moslimextremisten op die werden verdacht van het beramen van aanslagen. Onder hen, jihadstrijders die in Syrië meevochten met IS. In een video van afgelopen december dreigde IS Tunesië aan te vallen.

Films met bloot

Daarnaast is er veel dreiging van de extremistische groep Ansar al-Shariah. "Na de val van dictator Ben Ali heeft deze groep zich verder kunnen ontwikkelen. Ze worden verdacht van aanslagen op politici, maar ook op bioscopen waar moderne films met bloot worden getoond. Het kan goed zijn dat Ansar al-Shariah achter deze aanslag zit", aldus Hendriks.

In Tunesië begon in 2011 de Arabische Lente met het afzetten van president Ben Ali. Het land kreeg een nieuwe grondwet en werd een van de meest seculiere landen in de regio. De belangrijkste uitdagingen van de nieuwe regering zijn het doorvoeren van economische hervormingen en de strijd tegen radicale islamitische groepen.