Jan Blaauw (1928-2020) was het gezicht van het Rotterdamse korps
Jan Blaauw was de politieman die eigenlijk nooit met pensioen is gegaan. Na een rijke carrière bij de Rotterdamse recherche legde hij zich toe op het schrijven van boeken en artikelen over het vak. Zondag stierf hij, de bekendste diender van Nederland.
Het woord 'diender' gebruikte hij vaak. Zo had hij dat van zijn vader meegekregen. "Je was boevenvanger én hulpverlener." Vader Johannes Albertus Blaauw was agent in Groningen en rijksveldwachter in Drenthe. "Hij was mijn grote voorbeeld. Ik was sowieso onder de indruk van het uniform."
Het was zijn vader ook die hem met zachte hand richting Rotterdam dreef, toen daar in 1949 een vacature was. Als jonge agent hield hij ’s nachts de wacht in Charlois. Waar "vaak geen donder gebeurde."
Lees meer: Voormalig Rotterdamse politiebaas Jan Blaauw (92) overleden
Het grote werk kwam bij de zedenpolitie en het moordonderzoek. Jan Blaauw gebruikte daarbij kennis van over de grenzen. Zo was de zaak van een brilletjes-fetisjist, die een seksuele kick kreeg van kindermontuurtjes, reden om bij de Duitse collega’s informatie in te winnen. In 1971 volgde hij als eerste Nederlandse rechercheur de prestigieuze FBI-opleiding in de VS en kreeg zijn diploma uit handen van directeur J. Edgar Hoover.
Blaauw viel ook op doordat hij de hulp van het publiek inriep bij het oplossen van zaken. Hij leidde persconferenties en keek desnoods recht in de camera, als een Opsporing Verzocht avant la lettre. Zo kon het gebeuren dat Jan Blaauw uitgroeide tot hét gezicht van het Rotterdamse korps.
Tekst gaat verder onder de foto
Blaauw geeft Engelse soldaten les (1958). Foto: Stadsarchief
Tussen de ME'ers
Zichtbaar was hij ook door als commissaris mét helm gewoon tussen de ME’ers te gaan staan, rond Feyenoord-Ajax in 1986. "Toen heb ik leren stenen koppen." Hij was een man van de straat. "Dat was mijn liefhebberij. Laat ik het anders uitdrukken: ik had een rothekel aan het bureau."
Jan Blaauw was een man van law and order, van straffe maatregelen als dat nodig was. Voor hooligans stelde hij werkkampen voor. Na kritiek veranderde hij dat in ‘multifunctionele opvang- en inspanningscentra voor stenen verplaatsende voetbalsupporters.’
Geen blad voor de mond
Hij was streng, nam nooit een blad voor de mond en schuwde politieke uitspraken niet. Waarschijnlijk is dat de reden dat hij nooit korpschef is geworden. De ‘linkse lobby’ in PvdA-bolwerk Rotterdam werkte tegen. Zij zagen hem als rechtse man van de oude stempel. De socialistische krant Het Vrije Volk schreef in 1983 nog ‘Hemel, beware ons voor Blaauw.’
Het heeft hoofdcommissaris Blaauw nooit gedeerd dat hij die laatste stap in zijn stad niet heeft gemaakt. Bovendien, na zijn afscheid in Rotterdam werd hij nog gevraagd om korte tijd korpschef in Gorinchem te zijn. Een uitgesteld, definitief afscheid. Hoewel: in zekere zin heeft hij de politie nooit vaarwel gezegd. Hij startte een tweede carrière: als schrijver.
Vijftien boeken
Elke dag zat hij daar, op zijn zolderkamer in Berkel en Rodenrijs. Omgeven door boeken, politie-insignes, foto’s, dossiers en zijn computer. Vijftien boeken schreef hij. Van Laatste rit van een Taxichauffeur tot Moord te Rotterdam.
Een hoogtepunt in zijn carrière als politieman was het verschijnen van De Puttense Moordzaak. Blaauw toont daarin aan dat 'de twee van Putten', Wilco Viets en Herman du Bois, ten onrechte vastzaten voor de moord op een stewardess. Het boek speelde een belangrijke rol in de heropening van de zaak en de vrijspraak van ‘de twee’.
Blaauw reisde naar Leeuwarden, om de vrijspraak zelf aan te horen. Een vrijspraak die hij als een triomf ervoer. Het tekende ook de rechtschapen diender, die altijd op zoek was naar de waarheid. Ook als die tot vrijspraak moest leiden. Een ‘diender’ is eerlijk. Blaauw had een broertje dood aan kroongetuigen uit het criminele milieu. Boeven met boeven vangen was niet zijn motto.
Het maakte dat Jan Blaauw een graag geziene gast was in de media, om zijn ongezouten mening over het politievak te geven. De inzet van paragnosten, bijvoorbeeld. "Ik heb er in veertig jaar tijd nog nooit wat aan gehad. Het waren eerder stoorzenders."
Oude zaken
Hij volgde niet alleen de actualiteit, ook voor oude zaken kon je hem wakker maken. Letterlijk. Hij zou er veel voor over hebben gehad om de moord aan het Brekelsveld in februari 1963, op een moeder en haar zoontje, alsnog op te lossen. De media zijn in de afgelopen decennia nog regelmatig benaderd met vermeende tips over de zaak. Jan Blaauw had dan steevast hetzelfde antwoord: "Stuur ze maar door naar mij. Binnen twee vragen weet ik of het een fantast is."
Tekst gaat verder onder de foto van hoofdinspecteur Van der Weijden en inspecteur Blaauw na de dubbele moord aan het Brekelsveld (1963). Foto: Stadsarchief
Tot aan zijn dood klom hij in de pen om zijn mening te geven in de krant. Over de genoemde Puttense moordzaak bijvoorbeeld, toen in 2018 toch weer de nieuwe dader werd betwist. Zoon Hans Blaauw destijds: "Dat is zo mooi aan mijn vader. Hij volgt alles nog. Hij is echt 24/7 politieman."
Traditie wordt doorgezet
Alleen de dood kon daar een einde aan maken. Maar zoon Hans, die nu al ruim 25 jaar bij de politie werkt en kleinzoon Jordy, die dit jaar voor het eerst het politie-uniform mocht aantrekken, zetten de traditie voort. De traditie die door Johannes Albertus Blaauw honderd jaar geleden in gang werd gezet.
De erfenis van Jan Blaauw is groot. Het zijn de herinneringen aan de kleurrijke diender uit Rotterdam. Het zijn de boeken, die voor altijd een staalkaart van het politievak zullen geven. Het zijn de zoon en kleinzoon, die in zijn voetsporen zijn getreden. Het enige dat nog ontbreekt, is een standbeeld.
Verslaggever Ingrid Smits sprak in 2014 met Jan Blaauw over zijn jeugd. Het interview is hieronder te horen.