Dit is een nieuwsbericht van
RTV Utrecht

Torenhoge kosten, wachtlijsten en gebrek aan zorgpersoneel; huishoudelijke hulp via de Wmo blijft pijnpunt voor gemeenten

Ruim vier jaar na de invoering van het abonnementstarief voor huishoudelijke hulp via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) is het voor gemeenten nog altijd vechten om het hoofd boven water te houden. Gemeenten maken zich zorgen en tonen zich tegelijkertijd zo weerbaar mogelijk. Ze trekken alles uit de kast om de problemen de baas te blijven. Zelfs als dat betekent dat ze tegen de wet ingaan.

In dit artikel leggen we de huidige problematiek uit rond de huishoudelijke hulp via de Wmo. Hoeveel het gemeenten kost, welke consequenties dat heeft, welke oplossingen ze zoeken én waarom gemeenten voorlopig nog niet van die problemen af zijn.

Hoe zat het ook alweer?

Sinds 2019 betaalt iedereen, arm of rijk, hetzelfde bedrag van 19 euro per maand voor hulp via de Wmo. Die regel bracht gemeenten al snel in de problemen, vooral op het gebied van huishoudelijke hulp. Omdat het gaat om een bedrag van 'slechts' 19 euro meldden steeds meer mensen zich aan voor hulp in huis. Ook mensen die zelf een goed inkomen hadden en voorheen op eigen houtje hulp regelden. Immers, hulp via de gemeente was een stuk goedkoper dan wanneer je zelf hulp inschakelt.

De wachtlijsten liepen op. Alleen in Utrecht al - een grote stad - staan er op zo'n 570 aanvragen te wachten op een behandeling. In sommige wijken loopt de wachttijd op tot elf maanden. Het gevolg daarvan is dat kwetsbare mensen die écht hulp nodig hebben langer moeten wachten.

Hoge kosten

Meer aanvragen, meer kosten! Wie de begrotingscijfers van afgelopen jaren van alle Utrechtse gemeenten induikt, ziet dat bijna elke Utrechtse gemeente door de jaren heen grote sprongen heeft gemaakt op de begrotingspost van de Wmo. Voor die kostenpost krijgen gemeenten geld uit het Gemeentefonds maar dat is vaak niet toereikend genoeg. Meerdere gemeenten geven aan (flink) tekort te komen, blijkt uit een rondvraag van RTV Utrecht. Zo haalt Bunnik geld uit hun algemene reserve - een soort spaarpotje - om een deel van de kosten te dekken. Als organisatie wil je liever niet uit je spaarpotje putten, tenzij het echt niet anders kan. Op dat punt zitten meerdere gemeenten.

En de tekorten hebben meer gevolgen, schrijft Bunnik. "Door de stijging van de kosten voor huishoudelijke ondersteuning kunnen we minder investeren in nieuwe projecten en ambities in het sociaal domein dan we zouden willen." Kortom: nieuwe projecten binnen het sociaal domein stagneren een beetje of blijven voorlopig op de plank liggen. Het geld is er simpelweg niet voor. Ook Veenendaal, Woerden, Vijfheerenlanden en Oudewater kampen met dit probleem. Andere gemeenten zitten op het randje.

Dat de kosten stijgen is niet zo gek. Waar een cliënt maandelijks 19 euro betaalt voor huishoudelijke hulp, zijn gemeenten gemiddeld zo'n 260 euro per maand aan die cliënt kwijt. In de kaart hieronder zie je hoeveel jouw gemeente kwijt is aan huishoudelijke hulp per maand. Voor dat geld krijgen mensen gemiddeld twee uur huishoudelijke hulp per week.

Oplossingen zoeken

Een aantal gemeenten - waaronder Leusden, IJsselstein en sinds kort ook Eemnes - hebben op eigen houtje besloten om een inkomenstoets in te voeren. Bij aanmelding vragen zij dus naar het inkomen van die persoon. Dat mag niet van de wet maar ze doen het toch. Enerzijds om een signaal af te geven, anderzijds als laatste strohalm om ervoor te zorgen dat ze niet te diep in de problemen komen. Andere gemeenten willen ook wel zo'n toets invoeren maar doen het niet vanwege de juridische problemen die het oplevert. Woerden en Oudewater hadden tijdelijk een inkomenstoets maar nadat Leusden door de rechter op de vingers werd getikt, trokken ze zich terug.

IJsselstein heeft naast de inkomenstoets nog een regeling bedacht. De stimuleringsregeling geldt voor mensen die nu al huishoudelijke hulp hebben en teveel verdienen of voor nieuwe mensen die voldoen aan de inkomenstoets. Zij kunnen per jaar een bedrag van 750 euro krijgen als ze alsnog hun eigen hulp regelen. "In september zagen we dat de wachtlijst drie maanden was, in oktober was dat al zes maanden", zegt wethouder Mark Foekema (LDIJ).

Wethouder Foekema legt uit waarom in IJsselstein is gekozen voor de regeling van 750 euro.

Het klinkt misschien als veel geld, 750 euro, maar het levert IJsselstein eigenlijk geld op. Als een inwoner de aanvraag toch doorzet, dan is de gemeente per jaar zo'n 3000 euro kwijt. Vier keer zoveel dus. "Inmiddels maken zo'n tien mensen van deze regeling gebruik. Vanwege de inkomenstoets worden er tot dusver zo'n vijf mensen per maand geweigerd. Dat klinkt als weinig, maar we krijgen ook minder aanmeldingen binnen omdat heel veel mensen inzien dat het geen zin heeft om je aan te melden", aldus Foekema.

Personeelstekort

In IJsselstein is bij de gemeente geen wachtrij meer, maar bij de uitvoerende zorgorganisaties kan het soms nog wel even duren voordat iemand echt zorg krijgt. Dat ligt aan het personeelstekort in de zorg. Veel gemeenten zeggen hier last van te hebben. Om dat probleem de baas te zijn worden er veel zorgaanbieders aangetrokken. Zo heeft Baarn - met nog geen 25-duizend inwoners waarvan zo'n 680 huishoudens gebruik maken van hulp - zestien zorgaanbieders op contract.

Ook Wijk bij Duurstede heeft zestien zorgaanbieders op contract. Van een wachtlijst is daar op dit moment geen sprake en dat komt onder meer omdat ze Oekraïense vluchtelingen inzetten bij de huishoudelijke hulp. "We vroegen een van onze zorgaanbieders of ze wilden samenwerken met Oekraïense vluchtelingen en dat wilden ze meteen. Zij hebben een aantal cliënten gevraagd of ze het oké zouden vinden als er een huishoudelijke hulp kwam die niet hun taal spreekt. Ze gebruiken een vertaalapp en eigenlijk werkt dat heel goed."

Wethouder Jan Kuiper vertelt hoe de samenwerking tussen de Oekraïense vluchtelingen en hun cliënten.

Een aantal gemeenten kiest voor herverdeling van de zorg. Ze kijken welke zorg waar wordt gegeven en of daar misschien een half uurtje of kwartiertje vanaf kan. De overgebleven uren kunnen ze weer aan andere aanvragen toekennen.

Waarom gemeenten voorlopig nog niet van de problemen af zijn

Dat gemeenten het lastig hebben gekregen is ook het kabinet duidelijk geworden. Daarom was het al van plan om een inkomensafhankelijke bijdrage voor alleen de huishoudelijke hulp in te voeren per 2025. Gemeenten keken daar reikhalzend naar uit maar hoorden recent dat ze nog een jaartje moeten wachten. Want niet alleen op gebied van huishoudelijke hulp, ook op andere maatwerkvoorzieningen wordt straks een inkomensafhankelijke bijdrage gevraagd, lezen we in de Voorjaarsnota die recent uitkwam. Daardoor is de wet geschrapt en wordt er aan een nieuwe gewerkt. Die kan pas ingaan in 2026.

De inkomensafhankelijke bijdrage moet er uiteindelijk toe leiden dat de financiële houdbaarheid van gemeenten verbeterd. Dit gaat wel ten koste van de portemonnee van de inwoner, die straks naar draagkracht geld bij moet leggen. Voorlopig verandert er in grote lijnen niets voor gemeenten, behalve dat de kosten nog langer - en mogelijk hoger - oplopen. Een aantal wethouders maakt zich zorgen over de mensen met een laag inkomen. Mogelijk durven zij straks geen hulp in te schakelen omdat ze toch ineens een - voor hen - te hoog bedrag moeten betalen.

Of gemeenten besluiten om tot 2026 alsnog een inkomenstoets in te voeren, dat moet de toekomst uitwijzen.

Deel artikel: