Maria Mulder ging op zoek naar haar afkomst en vond zichzelf: "Ik mag er zijn"
Maria Mulder wordt, midden in de zomer van 1962, geboren in een huis aan de Fonteinstraat in Leeuwarden. Samen met haar moeder wordt ze met de ambulance naar het Bonifatiusziekenhuis in Leeuwarden gebracht. Daar wordt ze afgestaan. Acht maanden later wordt ze geadopteerd.
Ze komt terecht in Overijssel bij een gezin van Friese afkomst. Het gezin voelt als een warm bad, vertelt Mulder. "Ik heb de allerliefste ouders van de wereld gehad." Ook heeft ze een "mooie en normale" jeugd gehad, zegt ze zelf.
Het is geen geheim dat ze geadopteerd is. "Dat wist ik al op de kleuterschool." Maar ondanks de liefde en de veiligheid die ze voelt van haar vader en moeder heeft Maria vaak het gevoel dat ze er niet mag zijn. Dat ze is afgestaan door haar moeder, is een grote open wond.
Je hebt als afgestaan kind altijd het gevoel dat je er niet mocht zijn.
Op haar twintigste wil ze meer weten over haar afkomst. Ze zoekt contact met de Raad voor de Kinderbescherming in Leeuwarden en zo komt ze te weten dat ze is geboren in de Fonteinstraat als vijfde kind van haar biologische moeder.
De Raad voor de Kinderbescherming legt contact met haar moeder, maar die wil geen contact met haar dochter. Daarmee houdt de zoektocht voor Mulder voorlopig op. De pijn van afwijzing is te groot. "Je hebt als afgestaan kind altijd het gevoel dat je er niet mocht zijn."
Verpleegkundige Regina
Jaren later is Mulder getrouwd. Ze heeft inmiddels zelf twee kinderen. Wanneer ze met de jongste naar het consultatiebureau in haar woonplaats Westbroek, vlakbij Utrecht, gaat, raakt ze in gesprek met een verpleegkundige.
Het blijkt dat deze vrouw, die Regina heet, haar als jonge verpleegkundige heeft opgevangen toen ze als baby in 1962 aankwam in het Bonifatiusziekenhuis. De eerste maanden van haar leven heeft Regina dus voor haar gezorgd.
"Als ik huilde, werd Regina thuis gebeld en dan kwam ze naar het ziekenhuis. Ze hield me in haar armen en dan werd ik rustig,"
Zoektocht
Regina was op vakantie toen Mulder het ziekenhuis verliet. Ze heeft nooit geweten waar ze, na haar adoptie, naartoe was gegaan. Pas bij de toevallige ontmoeting op een consultatiebureau in het midden van het land zien beide vrouwen elkaar weer.
Ze houden contact, worden grote vriendinnen en Mulder besluit, met hulp van Regina en haar familie, de zoektocht naar hun afkomst weer op te pakken.
Ik mag er zijn.
Uiteindelijk ontdekt Mulder dat ze vier broers heeft. Die weten niet van haar bestaan. Ze komt in contact met twee van haar broers. Met hun hulp ontmoet ze later zelfs haar moeder. Daarmee is de cirkel rond.
Zo merkt Maria dat ze er toch mag zijn. Op haar voet laat ze dan ook een tatoeage zetten, zodat ze er elke dag aan denkt: "Ik mag er zijn".
Voor haar eigen man en kinderen besluit ze haar verhaal op te tekenen. Dat verhaal wordt uiteindelijk het boek Klein maar dapper, te verkrijgen bij uitgeverij Elikser.