Straatarts tussen wanhoop en armoede: 'Alle problemen op straat die klein beginnen, monden uit in drama’s'
Ze ziet patiënten bij wie simpele wondjes vleesetende bacteriën werden. Ze ziet hoe de straat mensen in maar tien dagen helemaal kan opslokken en ze ziet hoe de problemen van 'haar' patiënten alsmaar verergeren. De gevolgen daarvan zijn pijnlijk zichtbaar op haar spreekuur. Michelle van Tongerloo (39) is straatarts in Rotterdam. Te midden van wanhoop en armoede probeert ze haar patiënten een helpende hand te bieden.
Het is een volle dinsdagochtend in de Pauluskerk. Voor een bak koffie, een maaltijd of een warm toevluchtsoord tijdens de koude dagen van januari verzamelen mannen van allerlei afkomst zich in de kerk. Sommigen met veel spullen, anderen lijken geen bezittingen te hebben.
De bezoekers ogen wat schuw. Ze staren voor zich uit of kijken stug naar de vloer. Een enkeling laat het hoofd even rusten op de tafel, terwijl zijn buurman in stilte de koffie wegwerkt. Sommigen kletsen wat, met elkaar of met een van de vele hulpverleners die hier werken. In de kamers op de bovenverdieping bevinden zich allerlei hulpinstanties, zoals maatschappelijk werk en de medische dienst.
Het is de werkruimte van Michelle. Naast haar werk als ‘gewone’ huisarts in Rotterdam-Zuid, zet ze zich iedere dinsdag in om in de Pauluskerk patiënten te helpen die nergens anders naartoe kunnen. “We zien hier alles en iedereen”, vertelt Michelle. “In het begin, rond 2017, zag ik vrijwel alleen maar ongedocumenteerden. Maar dat is helemaal veranderd.”
“We zien nu heel veel Oost-Europese arbeidsmigranten, die onbeschermd naar Nederland worden gehaald om te werken. Dat werk is vaak gekoppeld aan een slaapplek. Als ze hun baan verliezen, belanden ze dus op straat.” Naast deze arbeidsmigranten, ziet Michelle ook steeds meer ‘rechthebbenden’. Dat zijn Nederlandse mensen, die hun zorgverzekering kwijtraken door financiële problemen of omdat ze dakloos zijn. “Op de een of andere manier tuimelen zij door alle vangnetten heen.”
Zonder zorgverzekering worden deze groepen op andere plekken geweigerd, waardoor ze bij Michelle terechtkomen. “De armoedeproblematiek is sinds een half jaar enorm toegenomen. Dat zien we hier ook terug. Maar dit is iets wat al veel langer speelt.”
In haar werk stuit ze op ethische dilemma’s en tal van situaties die voortkomen uit grootstedelijke problematiek. Ze geeft er lezingen over, schrijft voor De Correspondent en diept de verhalen en dilemma’s uit in goed gelezen publicaties op haar eigen LinkedIn-pagina. Wie zo’n publicatie leest, begrijpt al snel: voor dit beroep moet je stevig in je schoenen staan.
Op welk moment besloot je dat je straatarts wilde worden?
“Ik werd altijd al getrokken door sociale ongelijkheid. Dat zit er al heel lang in bij mij. Als geneeskundestudent leek het werk in Nijmegen mij vrij braaf. Ik dacht: ‘Als ik hier als huisarts ga werken, dan wordt dat best saai.’ Via de kunstacademie, die ik ook heb gevolgd, raakte ik bevriend met een fotograaf. Hij vroeg me om eens naar Rotterdam te komen en daar de straat te fotograferen.”
“Toen ik in Rotterdam was, zag ik dat hier echt iets aan de hand was. Rotterdam is wat rauwer, wat ruwer. Dat vind ik fijn, want zo is mijn karakter ook. Ik aard daar goed.”
“Later ging ik aan de slag als straatarts in een andere gemeente in de regio. Daar ben ik ontslagen, omdat ik kritiek had op de organisatie. Ik vond dat het geld niet naar de mensen ging die het verdienden. Een dag later vroeg iemand mij om hier te komen werken.”
Met wat voor klachten komen patiënten naar jou toe?
“Ik zie hier alles wat ik in een normale huisartsenpraktijk ook zie, maar de problemen lopen veel sneller uit de hand. Eigenlijk alle problemen op straat die klein beginnen, monden uit in drama’s. Als iemand een klein wondje heeft, en dat heb je nogal snel, dan wordt dat heel vlug een nare infectie. Een aantal weken geleden kwam een jonge jongen, die onterecht de toegang tot de opvang was geweigerd, hierheen. Hij had een klein wondje, maar uiteindelijk heb ik hem in het ziekenhuis laten opnemen met een ernstige vleesetende bacterie.”
Door welke problemen belanden dat soort mensen op straat?
“Voor grote groepen mensen in Rotterdam worden geen voorzieningen getroffen. Dat is een bewuste beleidskeuze, tegen allerlei regionale en internationale verdragen in. Deze mensen worden bijvoorbeeld uitgesloten van sociale voorzieningen als opvang, omdat de gemeente bang is voor een aanzuigende werking, al is dat nooit bewezen. We hebben er geen moeite mee om al deze mensen hiernaartoe te werven om onze economie te dragen. Maar als ze hun baan verliezen en op straat belanden, bieden we hen weer niks. Daardoor neemt het aantal daklozen enorm toe.”
Wat schort er aan de hulpverlening?
“Er moet voor iedereen opvang zijn, het liefst met begeleiding. In Rotterdam bieden we aan Europese arbeidsmigranten nu opvang met vijf bedden per week. Waar hebben we het over?”
“Het is voor die mensen belangrijk om ergens tot rust te komen, zodat er een plan kan worden gemaakt. Dan voorkom je de problemen die zich nu voordoen en die ook handenvol geld kosten. Daklozen gaan van het ziekenhuis naar de straat, naar detentie en weer naar de straat. Daardoor worden de maatschappelijke kosten veel hoger dan wanneer we ze gewoon een bedje geven.”
“Vanuit de straat worden de problemen alleen maar erger. Die mensen ondergaan in tien dagen een enorme metamorfose en komen in een snelle neerwaartse spiraal terecht. Een gevolg is bijvoorbeeld heftig middelengebruik om de onveiligheid aan te kunnen.”
Hoeveel impact heeft de straat op de levens van daklozen?
“Als je op straat leeft, is dat allesbepalend. Dat is overleven. Je hebt niks meer.”
“Hoe langer je op straat leeft, hoe lastiger het is om daaruit te komen. Je ziet mensen in een paar weken veranderen. Als ze veel alcohol gaan drinken, zwelt hun hoofd op. Als ze veel drugs gebruiken, zie je dat hun hoofd invalt. Het is echt uit te tekenen. Als we direct iets van veiligheid bieden, dan kan iemand werken en aan de toekomst bouwen. Hoe langer je daarmee wacht, hoe groter de problemen worden.”
Een deel van die mensen komt naar de Pauluskerk met medische problemen. Kan iedereen hier terecht?
“Iedereen is hier welkom. Je hoeft geen pasje te laten zien. We vragen niet wie je bent. De deur van de kerk staat altijd open. Voor eten, voor drinken, voor medische hulp.”
Dat is een mooie gedachte, maar is het praktisch haalbaar om iedereen te helpen? Zijn er altijd genoeg tijd, mankracht en middelen om deze mensen van zorg te kunnen voorzien?
“De functie van de Pauluskerk staat wel onder druk, door een gebrek aan sociale voorzieningen in de stad. De problemen hier in de kerk worden erger. Sinds kort zijn we begonnen met alcoholcontroles, omdat we de problemen met alcoholmisbruik enorm zien toenemen. Soms zeggen we tegen mensen die veel te dronken zijn: je moet even naar buiten. Maar in principe moet je het heel bont maken, wil je nooit meer welkom zijn. Dat heb ik eigenlijk nog nooit meegemaakt.”
“Dus we helpen iedereen. Mensen zitten af en toe wel een uur of anderhalf uur te wachten. Soms vinden ze dat heel irritant en rammen op de deur of lopen weg. Maar er is vaak niet echt een alternatief.”
Lig je er weleens wakker van?
“In het begin had ik slapeloze nachten. Omdat ik mensen wilde helpen die ik niet kon helpen, maar ook door mensen die er misbruik van probeerden te maken, bijvoorbeeld door medisch toerisme. Er was bijvoorbeeld een vrouw bij wie de tumor echt uit haar borst groeide. Dan weet je dat het uitgezaaid is, maar ook dat het niet van gisteren is.”
“Ik kan zo’n vrouw naar het ziekenhuis sturen, maar één op de twee mensen die geen recht hebben op de financiële vergoeding krijgt achteraf de rekening. Dan belandt haar familie nog erger in de problemen, terwijl ze al arm zijn. Dan worden mensen boos op mij. Mijn plicht als hulpverlener om te helpen en het belang om mensen niet nog dieper in de problemen te brengen komen dan met elkaar in conflict.”
“Als ik zie dat iemand waarschijnlijk al doodgaat, dan is wel of geen ziekenhuis een afweging die ik moet maken. Daar word je niet voor getraind.”
Hoe leer je daar beter mee om te gaan?
“Door veel na te denken, door veel erover te lezen en door erover te praten met mensen die hetzelfde doen.”
“Ik heb toen ook veel gehad aan de dominee hier in de Pauluskerk. Hij legde me uit dat iedereen recht heeft op zorg, omdat God iedereen een identiteit gegeven heeft. Wat zit je nou te muilen of iemand een paspoort heeft of niet? In de geneeskunde word je getraind om te denken in protocollen, richtlijnen en vergoedingen. Dat werd helemaal gehusseld hier. Alles wat we hier doen, is buiten het boekje. Uiteindelijk heb ik dat geïntegreerd in mezelf en durf ik keuzes te maken en mezelf te volgen en op mijn eigen gevoel te vertrouwen. Dat is een proces geweest.”
Voel je je weleens bang, als je de houvast van protocollen en richtlijnen loslaat?
“Ik voel angst voor waar we als maatschappij naartoe gaan, maar geen persoonlijke angst voor mijn eigen kwetsbaarheid. Ik heb juist geleerd dat patiënten er geen misbruik van maken als je jezelf kwetsbaar durft op te stellen. Dat wordt gezien en geaccepteerd. Het schept een band met elkaar. Voor mezelf ben ik niet zo bang, voor de wereld wel.”
"De afgelopen tijd ben ik me steeds gefrustreerder gaan voelen over het feit dat we, in mijn ogen, zo slecht omgaan met een bepaalde groep mensen. Alleen maar omdat we nu eenmaal hebben bepaald dat ze geen recht hebben op voorzieningen. Ik hoor ook verhalen van patiënten en andere hulpverleners over agressie van de politie naar buitenslapers. Dat baart me ernstige zorgen, maar gelukkig is er inmiddels wel constructief overleg gestart, waarbij we ook de concrete casussen kunnen gaan bespreken. Het vertelt mij vooral dat de problemen steeds groter worden."
“Ik voel me soms dus wel verdrietig of boos.”
Waar laat je dat?
“Ik schrijf daar veel over, dat helpt. Ik heb veel leuke, bevlogen collega’s, dat helpt. Ik heb een superleuk leven, dat helpt ook.”
Staat jouw eigen leven in groot contrast met wat je hier ziet?
“In waanzinnig groot contrast. Dat is echt gênant. Ik vind dat moeilijk, want het voelt soms cru. Daar praat ik thuis veel over met mijn man. Ik geef geld aan andere mensen, maar het enorme verschil blijft. Als alle mensen die goed verdienen iets meer zouden afdragen aan mensen in hun omgeving die het moeilijk hebben, dan zou dat de wereld een stukje mooier maken. Ik kan het niet in m’n eentje doen.”
Inmiddels doe je het niet meer in je eentje, toch?
“Dat klopt. Ik zag dat mensen hulp nodig hadden. Niet alleen in de Pauluskerk, maar ook in mijn gewone werk als normale huisarts in Rotterdam-Zuid zie ik heel veel werkende armen. Zij hebben te maken met veel hulpverleners, maar dat helpt vaak niet. Die organisaties werken iemand juist tegen, doordat ze tegenovergestelde belangen en richtlijnen hebben. Patiënten zeiden weleens: ‘Niemand vraagt aan mij: wat heb je nodig?’ Alle hulp die niet samen met de patiënt is bedacht is op een bepaalde manier hulp tégen die patiënt.”
“Toen ben ik die mensen zelf gaan helpen. Als het kan, geef ik dat. In het begin van mijn eigen geld, maar later boden mensen zich via LinkedIn aan om te helpen. Nu is dat veel groter geworden en heb ik een eigen stichting. Alles gaat rechtstreeks naar de patiënt.”
Wat hebben die mensen dan nodig? Is dat geld?
“Soms. Ja. Het is vaak geldgerelateerd. Als ze geld hadden, dan zouden ze zelf wel kopen wat ze nodig hadden. Dus uiteindelijk heeft het vaak met geld te maken.”
Hoe zie je dat mensen iets hebben aan het geld dat jij geeft?
“Ik heb bijvoorbeeld een chronisch zieke, alleenstaande moeder met een kwetsbaar kindje uit Rotterdam-Zuid geholpen. Ze had geldproblemen, dus ik heb haar gekoppeld aan een buddy-gezin. Eerst was ze bijna wekelijks op mijn spreekuur met uitputtingsverschijnselen, maar toen verdwenen veel van haar klachten als sneeuw voor de zon.”
“Met kerst konden ze voor het eerst in lange tijd wat luxer eten. Ik kreeg een filmpje dat de kindjes oesters aan het proeven waren. Ook hebben de kinderen nu winterjassen en warme kleren. Er is geen stress meer aan het einde van de maand.”
“Nu zit er een ander persoon voor me. Ze straalt, de kapper heeft haar haar weer mooi ingevlochten. Ze kan over de dag heen kijken en nadenken over wat ze in de toekomst zou willen. Iemand heeft haar via mij die ademruimte kunnen bieden en daarmee ook haar kinderen enorm geholpen.”
Dus je merkt dat je iemand geholpen hebt als die persoon hier minder terugkomt?
“Als straatartsen zeggen we ook altijd dat we zo hard willen werken, dat ons werk niet meer nodig is. Het zou heel fijn zijn als we onszelf werkloos maken.”
Hoe heeft dit werk je beeld van Rotterdam veranderd sinds die keer dat je hier kwam om foto’s te maken?
“Toen was Rotterdam nog best wel ongrijpbaar voor mij. Ik vond zo’n grote stad best een beetje spannend, maar nu is het gewoon mijn stad geworden. Het voelt als mijn thuis. Rotterdam is een bruisende stad, vol geweldige mensen. Maar er wordt niet zo goed voor de Rotterdammers gezorgd door de mensen die daar verantwoordelijk voor zijn.”
“Vroeger vond ik wat ik nu doe ook wel spannend, met de mensen omgaan die ik nu help en daar heel direct mee in contact staan. Je ziet dan alle probleemwijken en loopt met een boog om de groepjes op straat. Nu loop ik er gewoon naartoe. Ik weet dat het allemaal niet zo spannend is. We zijn allemaal dezelfde mensen. Je kan met iedereen contact maken, als je maar door je knieën zakt. Dat is ook nodig om andere mensen die zich heel hard opstellen naar jou, zachter te maken. Juist bij de mensen die het hardst schreeuwen of het engst overkomen op straat, moet je wat dieper door je knieën gaan om contact te maken. Als je dat doet, zie je dat mensen ook aan die andere kant veranderen. De stad is keihard, maar is zachter voor me gaan aanvoelen.”