Een bok in de bokkenbunker
Aangepast

Wij eten geitenkaas, maar daardoor zijn bokjes het bokje

  • Anna Pruis

    redacteur NOS op 3

  • Anna Pruis

    redacteur NOS op 3

We eten met z'n allen steeds vaker geitenkaas. Maar daardoor is er wel een probleem: een groeiend bokkenoverschot. Omdat wij in Nederland niet echt bokkeneters zijn, zijn ze voor de boeren waardeloos en willen ze zo snel en goedkoop mogelijk van de dieren af. Daardoor hebben bokken vaak een kort en niet zo leuk leven.

Daar wil Lydia van Maurik wat aan doen. Volgens haar is de oplossing in principe simpel: als we met z'n allen bokkenvlees eten, hebben ze een beter en langer leven. Daarom begon zij de Bokkenbunker, waar je bokken kan adopteren. "Ik wil dat mensen geitenvlees leren waarderen, zodat ze niet meer tot afval worden verwerkt."

NOS3 BOKKENBUNKER

Wat is het probleem? Om geitenmelk te leveren, moeten sikjes (vrouwelijke geiten) af en toe lammeren krijgen. Daarvan is de helft natuurlijk een bok (mannelijke geiten). Ze zijn niet alleen economisch oninteressant, maar ook nog eens buitengewoon lastige dieren om te houden.

Een deel van de bokjes wordt daarom meteen na de geboorte afgemaakt en belandt in de dierenvoeding. Een ander deel wordt op transport gezet naar een plek waar ze zoveel mogelijk vetgemest worden. Na ongeveer zes weken worden de bokjes geslacht en grotendeels naar Zuid-Europa verscheept, waar mensen wél van bokkenvlees houden. Boeren verdienen hier nauwelijks iets aan, of leggen er zelfs op toe.

Lydia en bok Walter

Het grootste probleem is dat de omstandigheden op die 'vetmestplekken' vaak slecht zijn. Dat is deels onvermijdbaar: doordat daar veel bokjes van verschillende geitenhouders bij elkaar staan, nemen ze snel ziektes van elkaar over. De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit concludeerde vorig jaar dat op sommige plekken meer dan de helft van de lammeren de slacht niet haalde.

Een mogelijke oplossing is dat boeren hun bokken niet naar de mesterijen brengen, maar zelf hun bokken grootbrengen. Maar dan moeten we wel met z'n allen meer bokkenvlees gaan eten. Dat is precies wat Lydia probeert: restaurants zo ver krijgen dat ze het bokkenvlees van biologische boeren op de kaart te zetten. Inmiddels kan ze het vlees van meerdere boeren aan de restaurants leveren.

"Het vlees heeft een slecht imago, omdat het de reputatie heeft dat het smaakt naar stal en urine", zegt Lydia, die overigens zelf vegetariër is. Die typische bokkengeur krijgen bokken inderdaad na ongeveer 9 maanden, als de hormonen beginnen te werken. Daarom worden bokken ook voor die tijd geslacht. "Als mensen eenmaal dat vlees geproefd hebben, zijn ze om. "Want het is een karakteristieke smaak. Heel mild, omdat het nog jonge dieren zijn."

Een stukje bok in restaurant Badhu in Utrecht

In Nederland ontstaan er steeds meer initiatieven. Ook vanuit de Land- en Tuinbouworganisatie heeft een klein aantal boeren besloten om de bokken te houden en het vlees zelf te verkopen. De boeren moeten hier nog wel altijd geld op toeleggen.

Lydia wil uiteindelijk nog een stapje verder gaan. "Mijn uiteindelijk doel is om de bokken te castreren, zodat er geen bokkensmaak aan het vlees komt. Dan kan ik de bokken wel twee tot drie jaar laten leven."

Deel artikel: