Het aantal minderjarigen dat ADHD-medicatie zoals Ritalin gebruikt, is vorig jaar fors afgenomen. Het gaat om medicijnen waar de werkzame stof methylfenidaat in zit. Al sinds 2015 neemt het gebruik van dat middel af, maar vorig jaar nog eens extra. Dat blijkt uit cijfers van Stichting Farmaceutische Kengetallen die NOS Stories heeft opgevraagd.
In 2014 gebruikten bijna 100.000 minderjarigen medicatie met methylfenidaat, in 2018 nog 78.000. Dat past in het beeld dat de psychiatrische wereld voorzichtiger is geworden met de diagnose ADHD en het voorschrijven van medicatie.
Toch krijgen Instagram-volgers van NOS Stories de indruk dat meer mensen in hun klas ADHD hebben. Is dat zo? En wanneer heb je nou wel of geen ADHD? Dat zocht NOS Stories voor je uit:
Mensen met ADHD hebben vooral last van hyperactiviteit, impulsiviteit en problemen met aandacht. Daarvoor kun je in therapie gaan, en aanvullend medicijnen slikken. Medicatie met de werkzame stof methylfenidaat wordt het meest gebruikt. Het aantal recepten voor dit medicijn, voor jongeren onder de 18, verviervoudigde tussen 2003 en 2013.
Maar daarna begon het dus af te nemen. In 2018 ging het wat harder en daalde het aantal jonge gebruikers met 7,8 procent. Anderhalf keer zo veel mensen stopten ten opzichte van 2017.
Wat is er gebeurd?
In 2014 kwam de Gezondheidsraad met een advies: voordat er medicatie wordt voorgeschreven, moet beter worden gekeken naar andere omstandigheden. Bijvoorbeeld naar de thuis- en schoolsituatie, naar andere beperkingen die bepaald gedrag zouden verklaren (bijvoorbeeld: hoort of ziet een kind goed?), en het gebruik van andere medicatie.
In het advies schreef de Gezondheidsraad dat de sterke groei in medicatiegebruik onder meer te maken had met de toegenomen prestatiedruk en dat de maatschappij minder tolerant was tegenover afwijkend gedrag.
"En nog steeds heerst de aanname dat alle drukke kinderen in de klas Ritalin zouden moeten slikken. Maar de diagnose ADHD is geen kwestie van: juf vindt een kind druk, een psycholoog kijkt er een keer naar en de psychiater schrijft wel een pilletje voor. Van dat beeld willen we afkomen", zegt Geja Rikkers, jeugdarts en aangesloten bij de Academische Werkplaats voor ADHD en Druk Gedrag.
"Mede door het advies van de Gezondheidsraad in 2014 hebben artsen en psychiaters een nieuwe zorgstandaard voor de diagnose en behandeling van ADHD ontwikkeld", zegt Rikkers. En artsen en psychiaters zijn terughoudender geworden met het voorschrijven van medicatie bij lichte en milde ADHD. Bijvoorbeeld omdat er nog maar weinig bekend is over de langetermijneffecten ervan, laat de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) weten.
Alternatieve geneesmiddelen
Rikkers: "Ouders vragen tegenwoordig vaker naar alternatieve geneesmiddelen. Maar de informatie over die middelen is vaak op het randje. Op sites voor alternatieve geneesmiddelen staat nog net niet: 'Met dit middel komt u zéker van al uw klachten af!' Daarom is het belangrijk dat artsen en psychiaters ook deze gebruikers begeleiden. Het is nooit verstandig om zelf met medicatie te experimenteren."
De werking van alternatieve geneesmiddelen is niet wetenschappelijk bewezen en daarmee is ook niet bekend wat het effect op de lange termijn is.
De cliënt is kritischer geworden, zegt de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Jeugdarts Rikkert vult aan: "Ik merk dat er veel wantrouwen is rond vaccinaties en medicijnen bij kinderen. Het geven van medicatie aan kinderen is voor ouders een grote stap. Ze kiezen ervoor om zelf op onderzoek uit te gaan, maar de informatie op het internet is niet altijd betrouwbaar."