"Politie onderzocht Demmink in '97"
De politie had in 1997 aanwijzingen dat topambtenaar Joris Demmink en drie hoofdofficieren van justitie betrokken waren bij seksueel misbruik van minderjarige jongens. Dat heeft oud-rechercheur Leendert de Koter woensdag verklaard bij de rechter-commissaris in Utrecht.
De verdenkingen tegen Demmink maakten in 1997 volgens De Koter onderdeel uit van het zogenoemde Rolodex-onderzoek. Minister Opstelten schreef vorig jaar aan de Tweede Kamer dat Demmink "op geen enkele wijze in het Rolodex-onderzoek naar voren is gekomen".
Teeven
Het Rolodex-onderzoek startte in 1997 onder leiding van de toenmalige hoofdofficier van justitie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), Fred Teeven. Volgens De Koter gaf de huidige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie meerdere malen leiding aan werkoverleg van het rechercheteam.
Teeven was volgens de oud-rechercheur op de hoogte van de namen van Demmink en de namen van de drie hoofdofficieren.
Rolodex-onderzoek
De Koter werkte als lid van de CIE van de politie Amsterdam mee aan het Rolodex-onderzoek. Dat richtte zich op betrokkenheid van hooggeplaatsten bij misbruik van minderjarigen, met name jongens.
Het verhoor van de oud-rechercheur vond plaats in het kader van een door de stichting De Roestige Spijker aangespannen procedure. De stichting wil met het voorlopig getuigenverhoor bewijs verzamelen tegen oud-secretaris-generaal Demmink, de voormalige hoogste ambtenaar van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
BVD
Aan het Rolodex-onderzoek werkte onder meer de Rijksrecherche mee. Die dienst noemde de namen van de drie hoofdofficieren en Demmink, zegt De Koter. De vier kwamen volgens hem al voor in het systeem van de Rijksrecherche. "De verdenking tegen hen was: seksueel misbruik van minderjarigen, meermalen gepleegd", verklaarde de oud-rechercheur.
De Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), voorloper van de AIVD, werd op de hoogte gehouden van de voortgang van het onderzoek, zegt De Koter.
"De koffie stond klaar"
Het Rolodex-onderzoek leverde niets op. Toen het rechercheteam de telefoons van betrokkenen wilde afluisteren, bleken die volgens De Koter daarvan op de hoogte te zijn. Een verzoek om een observatieteam in te zetten op de hoofdofficieren en Demmink, werd door het OM niet gehonoreerd.
Wel zijn toentertijd huiszoekingen verricht bij onder meer hoogleraar Van R., de verdachte waarmee het onderzoek begon. Maar ook de huiszoekingen leverden niets op. De hoogleraar was volgens De Koter van tevoren gewaarschuwd. "Toen we om acht uur aanbelden, stond de koffie bij wijze van spreken al klaar. De computer, videorecorder en videobanden waren weg", verklaarde De Koter.