Religie grote factor in Syrisch conflict
Door buitenlandredacteur Daan Blokker
De opstand in Syrië dwingt de landen in het Midden-Oosten om kleur te bekennen en heeft de religieuze verschillen tussen de Syriërs op scherp gezet.
In een land waar religie nooit zo'n belangrijke rol speelde, brengt de opstand van de onderdrukte meerderheid tegen de regerende minderheid daar verandering in. Bovendien dwingt het conflict andere landen om een kant te kiezen. Zo versterkt het de religieuze tegenstellingen in de moslimwereld.
Zoals al vaker is gebleken is de relatie tussen verschillende groepen moslims niet altijd goed. Binnen de islam is een enorme diversiteit aan stromingen en groeperingen. Tussen sommigen is er geen probleem, anderen bestrijden elkaar. Soms met geweld.
Stromingen
De grootste en meest invloedrijke stroming in de islam is het soennisme. In het grootste deel van het Midden-Oosten maakt deze groep de dienst uit. Bijvoorbeeld in Egypte, Saudi-Arabië en Turkije.
De andere belangrijke stroming is het sjiisme. Deze scheidde zich in de ontstaansperiode van de Islam af van het soennisme. Sindsdien is het, behalve in Iran, Irak en Bahrein, binnen de islam altijd een minderheid gebleven. Soennieten en sjiieten kunnen elkaar al eeuwen lang niet luchten.
Uit het sjiisme komen ook twee andere, nog kleinere, stromingen voort. De alawieten, de machthebbers in Syrië, en de druzen. Vaak worden zij tot de sjiitische islam gerekend. Maar in werkelijkheid verschillen ze zo veel van andere moslims dat ze vaak niet eens als moslim worden gezien.
Voor de alawieten speelt de persoonlijke geloofsovertuiging een belangrijkere rol dan een van buitenaf opgelegde overtuiging. Bovendien vereren zij Ali, de schoonzoon van Mohammed. Hij is voor hen belangrijker dan Mohammed, en zelfs bijna even belangrijk als Allah. Voor andere moslims is dit pure godslastering.
Syrië
De alawieten, waar de familie van president Assad bij hoort, vertegenwoordigt 13 procent van de Syrische bevolking. Christenen maken 10 procent van de bevolking uit en 2 procent zijn druzen. Maar een grote meerderheid van ongeveer 75 procent van de Syriërs is soennitisch. En die komen nu in opstand.
Arabist Leo Kwarten legt uit waarom de verhouding tussen de religieuze groepen in Syrië altijd lastig is geweest: "voordat de familie van president Assad de macht greep, speelden de alawieten een maatschappelijk ondergeschikte rol. Na de staatsgrepen in de jaren '60 veranderde dit. De alawieten kregen de macht en de soennieten werden in een ondergeschikte positie geduwd."
Internationale relaties
De verandering in de Syrische maatschappij echoot door in de relatie met de rest van de Islamitische wereld. De meeste soennitische landen steunen de Syrische opstandelingen. Het zijn hun geloofsbroeders, en ze willen in Syrië een soennitische regering als buffer tegen het sjiitische Iran.
De sjiitische landen steunen juist het regime. Zij zien liever de aan hen veel loyalere familie van Assad aan de macht, dan de zo gehate soennieten. Deze steun is voor Assad belangrijk, want volgens Kwarten "hebben sjiieten er over het algemeen minder moeite mee om alawieten als moslims te zien dan soennieten." En in de Syrische grondwet staat dat de president nou eenmaal moslim moet zijn.
De opstand in Syrië legt nu dus de verhoudingen in de moslimwereld bloot. De soennitische landen, vertegenwoordigd door de Arabische Liga en Turkije, kiezen de kant van de opstandelingen; het sjiitische Iran en Irak steunen het regime van president Assad. Syrië is nu dus de plek waar de onderlinge religieuze verschillen worden uitgevochten.