Niet alle euro's in Haïti zijn te volgen
Door redacteur Bert van Slooten
Het is grotendeels onduidelijk waar de Nederlandse euro's voor de opbouw van Haïti uiteindelijk terechtkomen. Dat is de conclusie van de Rekenkamer, die de uitgaven van de actie Giro 555 na de aardbeving in Haïti onderzoekt.
De Rekenkamer zegt verder dat de accountantsverklaring niet veel voorstelt, omdat de accountant niet onderzoekt of het geld doelmatig is besteed, maar alleen kijkt of de juiste formulieren zijn ingevuld.
Toch is de Rekenkamer redelijk tevreden. De verantwoording over waar het geld aan is uitgegeven is veel duidelijker dan bij vorige rampen, zoals de tsunami in Zuidoost-Azië in 2004 en de overstromingen in Suriname in 2006.
Inzamelingsactie
Na de aardbeving in Haïti op 12 januari 2010 organiseerden de samenwerkende hulporganisaties (SHO) met de publieke omroep een inzamelingsactie. Er wordt 112 miljoen euro opgehaald. Afgesproken wordt dat de Rekenkamer de vinger aan de pols zal houden en regelmatig rapporteert over de besteding van het geld.
De Rekenkamer zegt nu, na controle van de boekhouding van de Giro 555-actie, dat de SHO hun best hebben gedaan om alles zo inzichtelijk mogelijk te maken.
Er is 41 miljoen euro uitgegeven aan noodhulp en voor het eerst hebben de hulporganisaties geprobeerd om inzicht te geven in de kosten die ze maken voordat er hulp kan worden gegeven. Zo zijn de kosten van vliegtuigen om spullen in te vliegen en auto's die gehuurd worden om ter plekke te kunnen komen, gespecificeerd. Ook de salarissen van de medewerkers zijn terug te vinden.
Onduidelijk spoor
Toch blijven er ook onduidelijkheden. De SHO kan het spoor van de euro's niet overal volgen. Veel organisaties, waaronder Unicef en het Rode Kruis, zijn deel van grote, internationaal opererende clubs. Van het geld dat aan de internationale organisaties is overgemaakt, krijgt de Rekenkamer geen goed beeld.
Dat wil niet zeggen dat het geld niet goed wordt besteed, het is alleen niet te volgen. Of, in de woorden van de Rekenkamer: "Het wordt anoniem" en gaat dus op de grote hoop.
De financiële controle op de uitgaven is ook niet waterdicht. Volgens de Rekenkamer bestaat het gevaar dat de uitgaven voor Haïti niet specifiek zijn gecontroleerd.
Op papier controleert de accountant, maar strikt formeel toetst de accountant alleen of het voorgeschreven formulier voor Haïti in de jaarrekening is opgenomen. De goedkeurende accountantsverklaring gaat uiteindelijk over al het geld dat de hulporganisaties hebben uitgegeven en dus niet speciaal over Haïti.
Geen 7 cent
Van elke euro die naar Haïti gaat, gebruiken we slechts 7 cent voor ondersteuning, voor 'bureaukosten', zei SHO-voorzitter Karimi kort na de ramp in 2010. Maximaal 7 procent zou voor apparaatskosten worden gebruikt, berekend over de volle periode van de hulpverlening.
De Rekenkamer stelt nu vast dat die toezegging (nog) niet wordt gehaald. Over 2010 bedragen de apparaatskosten 4,1 miljoen euro, een percentage van 9,1 procent. De Rekenkamer denkt wel dat de komende jaren dat percentage omlaag zal gaan, omdat er bij het opstarten van hulpverlening altijd meer kosten worden gemaakt dan in de jaren erna.
In een eerste reactie laten de SHO-organisaties weten dat ze de conclusies van de Rekenkamer overnemen.