Gemeenten te passief in steun aan kwetsbaren: 'Door onrealistisch mensbeeld'
Gemeenten doen te weinig om mensen te bereiken die hulp en ondersteuning nodig hebben via bijvoorbeeld de bijstand, schuldhulpverlening of thuiszorg. Ze gaan ervan uit dat hun inwoners zelf aankloppen voor hulp als zij die nodig hebben.
In de praktijk is dat vaak niet het geval, vanwege schaamte, onwetendheid, wantrouwen of angst om subsidies kwijt te raken. Die houding van gemeenten verergert problemen en vergroot het wantrouwen richting de overheid. Dat schrijft het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in een rapport over de beste methodes om meer mensen te bereiken in het zogenoemde sociale domein.
Het SCP noemt de huidige praktijk een "passieve vorm van dienstverlening". Alleen een gemeentelijk loket openen, is niet voldoende, maken de onderzoekers duidelijk. Er is ook ruimte nodig om op mensen af te stappen; actiever op zoek te gaan naar diegenen die de weg naar ondersteuning niet kennen of niet weten te vinden.
Boekje met regelingen
In een handvol gemeenten gebeurt dat al, bijvoorbeeld in Meppel, waar ervaringsdeskundige Miranda de Haas in dienst is genomen. Zij maakte onder meer een boekje waarin alle regelingen tegen armoede in eenvoudige taal zijn uitgelegd. Die zijn huis aan huis verspreid en liggen bijvoorbeeld ook in wachtkamers van huisartsen. En de komende jaren hoopt De Haas extra stappen te zetten, onder meer met zoveel mogelijk huisbezoeken door vrijwilligers en professionals.
Maar vaak hebben gemeenten die ruimte onvoldoende. Dat komt onder meer door personeelstekorten, bezuinigingen of starre wetten en regels. Als voorbeeld noemt het SCP de privacywet AVG, die de mogelijkheid voor gemeenten verkleint om gegevens met elkaar te delen en zo de burgers in beeld te krijgen die extra hulp nodig hebben.
In Breda wordt ook het nodige gedaan om mensen te bereiken, zegt VVD-wethouder Arnoud van Vliet. Dat gebeurt via een toegankelijke website, een goed loket en een netwerk aan buurthuizen. "En soms gaan we de straat op om mensen aan te spreken, in de wijken waarvan we weten dat er veel mensen uit de doelgroep wonen."
'Onrealistisch mensbeeld'
Het is een probleem dat de rijksoverheid uitgaat van "onrealistische mensbeelden en aannames", stelt het SCP. Zo was het uitgangspunt van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo, voor hulp bij het huishouden en zorg in huis) en de Jeugdwet dat die hulp tijdelijk zou zijn. Uiteindelijk zouden mensen weer zelfredzaam zijn of gebruikmaken van anderen in hun netwerk. "Dat is niet voor alle inwoners haalbaar", concluderen de onderzoekers.
Een ander voorbeeld is de 'decentralisatie' van veel zorg- en ondersteuningstaken naar de gemeenten. Daar was de gedachte dat de lokale overheid dichter bij zijn inwoners staat en daardoor beter weet wat er speelt. In werkelijkheid is ook lokaal de afstand tussen beleidsmakers en wijkbewoners vaak groot, stelde het Sociaal en Cultureel Planbureau al eerder vast.
Volgens het SCP is er een omslag nodig: gemeenten moeten zorgvuldig nagaan waarom zij bewoners niet bereiken en wat de behoeften van die mensen zijn. Waar vraag en aanbod niet aansluiten, moeten aanpassingen komen. Als hulpverleners onvoldoende tijd hebben om bewoners op te zoeken, zijn scherpe keuzes noodzakelijk, bijvoorbeeld welke burgers een gemeente in elk geval wil bereiken. Cruciaal daarbij is dat er goed wordt geluisterd naar mensen, om er achter te komen wat zij precies nodig hebben.
De gemeente Breda besteedt momenteel speciale aandacht aan mensen met een niet-Westerse achtergrond. "Zij hebben vaak moeite om de weg te vinden in ons extreem ingewikkelde Nederlandse zorgsysteem", vertelt Van Vliet. "Maar we moeten ook eerlijk zijn: 100 procent bereik zullen we nooit halen. Zelfs niet als we ieder huis in de stad zouden bezoeken."