Nabestaanden Indonesië-dienstweigeraars eisen nog altijd eerherstel
Fitria Jelyta
redacteur Nieuws & Co
Fitria Jelyta
redacteur Nieuws & Co
Vier kinderen van mannen die in de jaren 40 dienstweigerden omdat ze niet wilden vechten in toenmalig Nederlands-Indië, willen eerherstel voor hun vaders. Zij hebben verzoeken daartoe ingediend bij het ministerie van Defensie, nadat demissionair minister Ollongren in mei eerherstel had toegekend aan drie mariniers die op Java een bevel van de legerleiding weigerden uit te voeren tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië tussen 1945 en 1950.
Zowel de mannen die dienstweigerden als de degenen die het bevel niet opvolgden, werden door de Krijgsraad veroordeeld tot gevangenisstraffen van twee tot vijf jaar. Ten onrechte, vinden de nabestaanden van de dienstweigeraars.
"Als bevelweigeraars eerherstel kunnen krijgen, dan verdient mijn vader ook eerherstel", zegt Petra Oskam (58), een van de nabestaanden die eerherstel wensen voor de dienstweigeraars. Zij is dochter van de inmiddels overleden Jan Maassen, die in 1950 werd veroordeeld tot drieënhalf jaar cel voor zijn weigering tot uitzending naar Indonesië.
"Mijn vader vond dat Indonesië in 1945 al onafhankelijk was geworden, en dat Nederland daarom niets te zoeken had in Indonesië", vertelt Oskam. Haar vader was van jongs af aan actief in de Communistische Partij Nederland (CPN), die het Indonesische recht op zelfbeschikking had verdedigd. "Daarnaast vertikte hij het om op onschuldige burgers te schieten."
Maassen was twintig jaar oud toen hij in de gevangenis belandde. Een van de locaties waar hij zijn straf moest uitzitten was Fort bij Spijkerboor in Westbeemster. Daar ontmoette hij andere veroordeelde Indonesië-weigeraars, zoals de destijds 21-jarige Rokus Hartog. Zijn zoon Peter Hartog (70) vraagt net als Oskam eerherstel voor zijn vader.
"In 1946 werd mijn vader opgeroepen voor zijn dienstplicht bij het Nederlandse leger. Hij ging erheen, volgde militaire training, maar besloot daarna om toch niet mee te gaan naar Indonesië", zegt Hartog. "Bij een oefening moest hij met zijn geweer en bajonet op een pop insteken. Hij besefte dat hij dat in Indonesië ook moest doen bij mensen van vlees en bloed. En dat wilde hij niet."
Goed gedrag
Bij een commissie van officieren en een dominee moest Hartog zijn dienstweigering verantwoorden. Hij beriep zich op de dienstweigeringswet, waarin staat dat gewetensbezwaren gerespecteerd kunnen worden. "Vanwege zijn christelijk geloof wilde mijn vader niet meevechten. 'Gij zult niet doden', bleef hij steeds zeggen. Maar hij wist de officieren niet te overtuigen."
Hartog werd daarna veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Hij ging in hoger beroep, waarna zijn straf naar twee jaar werd verminderd. Uiteindelijk zat hij anderhalf jaar vanwege goed gedrag. Dat gold niet voor Jan Maassen. "Mijn vader moest zijn volledige straf uitzitten, terwijl oud-SS-officieren en NSB'ers met wie hij in de gevangenis zat wel strafvermindering kregen", zegt Oskam.
Erkenning
Jarenlang al strijden Oskam en Hartog voor eerherstel van de dienstweigeraars. Zij willen erkenning dat de mannen onrecht is aangedaan. Na hun celstraf raakten velen van hen depressief of verbitterd, en ze kwamen moeilijk aan een baan. Ook werden ze tijdelijk uitgesloten van kiesrecht en zag hun omgeving hen als landverraders.
Eerdere pogingen om tot eerherstel te komen leidden tot een rechtszitting in 2013. Met behulp van de Indonesische stichting Comité Nederlandse Ereschulden (KUKB) had Jan Maassen samen met een andere weigeraar geprobeerd zijn veroordeling nietig te verklaren bij de Hoge Raad. Maar die oordeelde uiteindelijk dat eerherstel alleen mogelijk kon worden gemaakt door de politiek.
"Mijn vader was er kapot van", zegt Petra Oskam. Haar vader overleed een jaar na zijn laatste poging tot eerherstel bij de Hoge Raad. "Zijn laatste wens was dat zijn dochters voor hem in de bres blijven springen en voor eerherstel blijven pleiten. Ik doe het voor hem en alle andere Indonesië-weigeraars".
Zowel Oskam als Hartog hopen dat ze met een nieuw verzoek aan het ministerie van Defensie hun doel zullen bereiken. Het recente eerherstel van de drie mariniers geeft hen nieuwe hoop. "Je moet het toch blijven proberen. Als mijn vader nog had geleefd, dan zou hij het ook hebben gedaan", zegt Hartog.