Kinderen ingezet om verzetsblad Trouw te bezorgen: 'Je was minder verdacht'
Een aanzienlijk deel van de koeriersters van verzetsblad Trouw was nog minderjarig toen ze in de Tweede Wereldoorlog werden ingezet. Onderzoek van de krant zelf toont aan dat een op de tien bezorgers nog niet volwassen was. Er is zelfs een handjevol mensen bekend dat jonger was dan 12.
"Als kind was je nu eenmaal minder verdacht", zegt de nu 88-jarige Cokky de Hoop, die als 9-jarige werd ingezet. "Ik had de kranten onder mijn kleren en ik mocht niet hardlopen, wel huppelen. Ik moest heel goed opletten en als er iemand aankwam nergens aanbellen en rustig een blokje omlopen."
De Hoop zegt zich heel bewust te zijn geweest van het gevaar, maar meehelpen werd als vanzelfsprekend gezien. "Het was gewoon mijn werk. Ik denk dat veel meer kinderen uit verzetsgezinnen klusjes moesten doen. Ik heb er zelf nooit zo zwaar aan getild."
Betrapt
Ook de 93-jarige Nelly van Bommel-Den Hartog kwam bij het verzet door het gezin waarin ze opgroeide: rond haar 13de werkte haar moeder Dinah in Rotterdam voor knokploegen en de illegale pers. Hoewel ze Alzheimer heeft, interviewde de krant haar, omdat ze een van de laatste overlevenden is. Haar uitspraken werden gestaafd door ander bewijsmateriaal en verhalen die ze haar zoon eerder vertelde.
Nelly haalde als kind altijd de nieuwe editie van het verzetsblad, zodat anderen die konden stencilen voor verdere verspreiding. "Ik haalde ze bij een jongen op die zei: 'Nel, doe 'em maar onder je hemd.' Dan zei ik: 'Dat is goed hoor'."
Het liep bijna eens verkeerd af toen ze met haar zus een stencilmachine moest vervoeren en ze met het zware apparaat uitrustten op een brug. "En toen kwamen de Duitsers eraan, zo van: 'Wat doen jullie daar?' Mijn zus sprak goed Duits. Ze zei: 'We hebben geen eten en we moeten sjouwen en we zijn dood- en doodmoe.' En ze luisterden. Ze schaamden zich en gingen weg."
Je bent flink, maar ook niet flink.
Er ontbreekt wetenschappelijk onderzoek, maar voor deze groep binnen het verzet was na de oorlog weinig aandacht. Moeder Dinah werd onderscheiden, maar het verzoek werd afgewezen haar drie dochters ook te eren voor hun bijdrage, terwijl de kinderen wel de gevolgen van die onzekere tijd met zich meedroegen. Nelly zegt dat ze er hard van is geworden, iets wat haar zoon herkent. "Je doet alsof. Je bent bang", mijmert ze. "Je bent flink, maar ook niet flink."
Het raakt Nelly nog altijd dat haar moeder het advies gaf weg te rennen als ze werd betrapt. "Want dan schieten ze." Dat de tiener zou worden doodgeschoten was dus beter dan een arrestatie. "Ja, dat had ze liever. Ze was altijd bang dat ik zou praten. Ze deed het wel goed in de oorlog, alleen wel ten koste van haar kinderen. Kinderen telden toen niet zo veel mee."
Het compliceerde de relatie met haar moeder. "Ja, het is dubbel, maar ik ben trots, want ze deed heel veel voor het verzet", zegt Nelly nu over haar. "Het was nodig. Ik dacht altijd: we moeten dit doen. Klaar. Niet zeuren."
Jarenlang zweeg Nelly over haar bijdrage, tot haar zoon een getuigschrift vond uit de oorlog. Een verzetsleider verklaarde officieel dat zijn moeder "tijdens de bezetting actief werkzaam is geweest in het verspreidingsapparaat van TROUW en voorts bij het stencilen en in de koeriersdienst aan b.g. organisatie belangrijke diensten heeft bewezen".
Het ooit weggestopte briefje hangt nu ingelijst in haar kamer van het verzorgingshuis. "Wát een jeugd."