CBS: 1 op 9 jongeren kreeg afgelopen jaar jeugdzorg
Vorig jaar kregen zo'n 474.000 Nederlandse jongeren een of meerdere vormen van jeugdzorg, ongeveer 1 op de 9 jongeren tot 23 jaar oud. Dat is een stijging van 10.000 jongeren sinds 2021, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), oftewel een stijging van 2,2 procent.
De stijging wordt volgens het CBS vooral verklaard doordat meer tienermeisjes van 12 tot 18 jaar hulp kregen, en dan vooral hulp in de lichtere categorie 'jeugdhulp zonder verblijf'. Dat is hulp bij psychische of gedragsproblemen waarbij de jongere thuis blijft wonen, en individuele therapiesessies of groepssessies bijwoont. Afgelopen jaar kreeg bijna 18 procent van de tienermeisjes deze vorm van hulp.
Jongetjes in de basisschoolleeftijd krijgen deze vorm van jeugdhulp nog vaker: ongeveer 22 procent van de jongens tussen 8 en 12 jaar oud, een percentage dat de afgelopen drie jaar stabiel bleef.
Veruit de grootste groep jongeren in de jeugdzorg maakt gebruik van zulke jeugdhulp zonder verblijf: 447.000 mensen, oftewel 94 procent van het totaal.
Minder opnames en voogdijschappen
Hoewel het totaal aantal jongeren in de jeugdzorg toenam, meldt het CBS dat er juist een daling te zien was in de ingrijpender categorieën van zorg: het aantal jongeren in de jeugdhulp met verblijf (opname in pleeggezin of zorginstelling) nam af met 5 procent, het aantal ondertoezichtstellingen (waarbij het gezag van de ouders wordt beperkt) nam af met 15 procent. Ook het aantal voogdijschappen (waarbij het gezag van de ouders wordt afgenomen) liep terug met 10 procent. Waardoor deze dalingen komen, meldt het CBS niet.
Opvallend is volgens het CBS dat het aantal jongeren in de jeugdzorg binnen Nederland enorm verschilt, van meer dan 15 procent van de jongeren in Tiel en Veendam tot minder dan 6 procent in onder meer Schiedam, Maassluis en Raalte. Volgens het CBS kan dit komen door sociaal-economische verschillen tussen gemeentes, maar ook doordat elke gemeente de jeugdzorg anders organiseert.