De digitalisering van de oorlogsarchieven begon dit voorjaar
NOS NieuwsAangepast

Openbaarmaking collaboratie-archief roept veel emoties op

  • Rachel de Meijer

    Redacteur

  • Rachel de Meijer

    Redacteur

In debatcentrum De Rode Hoed in Amsterdam zijn gisteravond nabestaanden van collaborateurs, slachtoffers, schrijvers, historici en een psycholoog in gesprek gegaan over de openbaarmaking en digitalisering van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, het archief met dossiers van mensen die na de Tweede Wereldoorlog verdacht werden van collaboratie. Dat gebeurt over ruim een jaar.

Een maand geleden is een begin gemaakt met de digitalisering en dat roept veel emoties op. Straks kan met een paar clicks het oorlogsverleden van bijvoorbeeld opa, de nare buurvrouw of wie dan ook opgezocht worden.

Zijn nabestaanden bang voor scheve blikken en (online) haat? Hoe wordt omgegaan met privédocumenten in het archief? Wat weegt in zo'n geval zwaarder, het recht om te weten of het recht om te vergeten? En wat betekent de digitalisering voor historisch onderzoek?

Geen NSB-archief

Deze en andere vragen kwamen in de Rode Hoed aan de orde, maar de avond begon met een nuancering door Jeroen Saris, voorzitter van de Werkgroep Herkenning, de organisatie van nabestaanden van collaborateurs.

"Het is geen NSB-archief, zoals genoemd in de aankondiging van deze avond. Het is een verdachtenarchief. Veel personen die in dit archief voorkomen hebben niets verkeerd gedaan, zijn niet berecht, of hebben geen straf gekregen."

Het zet de toon voor de avond, die gaat over nuance, zwart-witdenken, feiten zonder context en de ethische vragen die de digitalisering van dit archief oproept.

De cijfers bevestigen wat Saris opmerkte. "De NSB had op het hoogtepunt 100.000 leden. Voor zover we het nu kunnen overzien zijn er 500.000 dossiers van 425.000 mensen," zegt Puck Huitsing, programmadirecteur van de digitalisering. "Er zijn 152 doodstraffen opgelegd, 66.000 zaken zijn voor de rechter gekomen."

Het lastige is dat we nog steeds denken in goed en fout. Dit archief kan dat ook nuanceren.

Arend Hulshof, schrijver en journalist

Dat in dit archief iets niet altijd is wat het lijkt wordt geïllustreerd door schrijver en journalist Arend Hulshof, auteur van een boek over burgemeesters in oorlogstijd.

"Zo'n tien jaar geleden verscheen in NRC een artikel over het oorlogsverleden van Marcel van Grunsven, de burgemeester van Heerlen. Hij zou in mei 1943 met spoed borden met de tekst Joden verboden in zijn gemeente hebben laten ophangen."

Die informatie was afkomstig uit het CABR, maar de context ontbrak. Van Grunsven bleek die borden meerdere keren te hebben geweigerd, maar had na een razzia in Maastricht alsnog besloten ze wel op te hangen om erger, zoals in Maastricht, te voorkomen.

"Het gebrek aan context kan tot verkeerde conclusies leiden, en dat kan straks op veel grotere schaal gebeuren als iedereen online dit archief in kan zien. Daar moeten we voor waken," zegt Hulshof. "Het lastige is dat we nog steeds denken in goed en fout. Dit archief kan dat ook nuanceren," zegt hij.

Ethisch beraad

Enige onrust ontstond toen Huitsing uitlegde dat elke pagina gedigitaliseerd wordt, maar niet alles online komt. Er is angst voor censuur, maar ook de vrees dat privédocumenten als dagboeken, brieven en medische gegevens voor iedereen te zien zijn. Een ethisch beraad moet tot criteria daarvoor leiden.

"Als iemand bijvoorbeeld niet wil dat iets online komt, dan wordt op basis van die criteria besloten of dat terecht is," zegt Huitsing. "Maar we gaan niet zelf bij voorbaat stukken uitsluiten, we komen alleen in actie als iemand bezwaar maakt."

Voor Saris is zo'n ethisch beraad van groot belang, maar tegelijkertijd benadrukte hij nogmaals dat de Werkgroep Herkenning voorstander is van digitalisering. De zaal leek daar ook van overtuigd, maar op het eind van de bijeenkomst was er ook een ander geluid te horen: "Weten we inmiddels niet genoeg over de oorlog? Ik maak me zorgen om de nabestaanden van collaborateurs die dit voor de kiezen krijgen."

Privacygegevens respecteren

Historica Hinke Piersma van het NIOD brengt daartegenin dat met de digitalisering een schat aan nieuwe informatie beschikbaar komt. "Er is nog zoveel dat we niet weten over de Tweede Wereldoorlog, dit archief kan wellicht heel wat vragen beantwoorden."

Rijksarchivaris Afelonne Doek beaamt dat. "Het besluit om dit archief te digitaliseren is van groot maatschappelijk belang. We moeten uitgaan van vertrouwen en privacygegevens respecteren. Tot nu toe is dat goed gegaan."

Emoties onderhuids

Margo Weerts, directeur van het Joods Maatschappelijk Werk, vertelt dat uit een rondgang onder haar achterban blijkt dat 60 procent bezig is met de openbaring van dit archief. De overgrote meerderheid is vooral nieuwsgierig, een kleine groep is angstig. Een meerderheid vindt de openheid goed, oudere mensen vinden het ook spannend.

Ook psychologe Inez Schelfhout, gespecialiseerd in trauma dat doorwerkt in volgende generaties, is voor openbaring. "Decennialang is er niet gesproken en de mensen die klachten krijgen zijn degenen die komen uit gezinnen waar de emoties onderhuids blijven. Dus uit psychologisch oogpunt is het goed dat er openbaarheid komt, maar het blijft een uitdaging, want men is niet gewend om in gesprek te gaan."

Als laatste riep Jeroen Saris nabestaanden opnieuw op nu al onderzoek te doen, zodat ze straks niet voor verrassingen komen te staan als het archief op 1 januari 2025 openbaar wordt.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl