9, 10 of 11 jaar: steeds meer kinderen gaan jong naar de middelbare school
De afgelopen jaren komt het steeds vaker voor dat kinderen tussen 9 en 11 jaar al naar de middelbare school gaan. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
In 2012 waren 2629 kinderen jonger dan 12 jaar toen ze naar de middelbare school gingen. In 2022 was dat aantal gestegen naar 4937 kinderen.
Het gaat vaak om "cognitief sterke" leerlingen die zijn uitgeleerd op de basisschool, waardoor ze niet meer worden uitgedaagd. Steeds vaker zoeken ouders en basisscholen naar passend onderwijs voor deze leerlingen.
Zo heeft het JVO Gymnasium in Amersfoort sinds vier jaar een zogeheten Parnassosklas. Leerlingen in deze klas hebben de basisschool versneld doorlopen, maar zijn nog niet toe aan de overstap naar een reguliere middelbare schoolklas.
Deze kinderen vertellen hoe het is om op zo'n jonge leeftijd al op de middelbare school te zitten:
"Het is denk ik wel een compliment aan de basisscholen", zegt Saskia van Damme over de toename van jongere leerlingen op de middelbare school. "Ze durven deze kinderen steeds meer te geven wat ze nodig hebben aan uitdagingen." Van Damme is hoogbegaafdheidsspecialist en mentor van de Parnassosklas. Dit traject van twee jaar staat gelijk aan het eerste lesjaar van het gymnasium.
Geluksles
Het onderwijsprogramma duurt een jaar langer en bevat ook extra vakken, zoals filosofie en burgerschap. "Dat vak krijg je normaal in het vijfde jaar van het gymnasium. Maar wij vinden het een mooie uitdaging voor de kinderen om te kunnen debatteren en discussiëren." De mentor geeft ook geluksles. "Hier leren kinderen bijvoorbeeld hoe ze vrienden kunnen maken."
Van Damme zegt dat het voor de sociale en emotionele ontwikkeling beter is als leerlingen voor dit Parnassostraject te kiezen. "In een reguliere eerste klas zou een leerling mogelijk minder goed vrienden kunnen maken, omdat de kinderen een stuk ouder zijn."
Naast meer denk- en veerkracht bieden, vindt Van Damme het belangrijk om de leerlingen vaardigheden als het leren plannen en organiseren bij te brengen. "Dan moet je denken aan leren werken met een agenda, je leren concentreren en hoe te beginnen aan een taak."
Bijzonder hoogleraar begaafdheid Anouke Bakx "begrijpt" de extra aandacht voor het aanleren van zulke vaardigheden." Dat kan heel helpend zijn als er in de basisschoolperiode nog weinig aandacht voor is geweest. Het is belangrijk om deze kinderen, of ze nou wel of niet in een speciale klas zitten, te helpen bij het verder ontwikkelen van het 'leren' leren."
Volgens de hoogleraar is er tijdens de reguliere schoolperiode vaak niet zo'n heel groot beroep gedaan op die vaardigheden bij die kinderen. "Want het ging hen redelijk goed af. Dus ze hebben die vaardigheden in aanleg, maar zijn nog niet echt uitgedaagd geweest om er flink mee aan de slag te gaan."
'Hoogbegaafdheid is complex'
Bakx benadrukt dat hoogbegaafdheid een complex begrip is. "Er wordt vaak ook gedacht aan creatief denken en dat is niet per se heel positief voor het 'schoolse' leren. Want je denkt out of the box, je ziet meerdere perspectieven."
Daarom denkt ze dat het passender is om kinderen die hun onderwijstraject versnellen "cognitief sterke leerlingen" te noemen. "En daar zitten zeker ook hoogbegaafde kinderen tussen natuurlijk."
Onderzoek bevestigt dat het versnellen van onderwijs positieve gevolgen heeft, met name voor de cognitieve ontwikkeling en, in mindere mate, voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Ondanks de positieve effecten geeft Bakx aan dat "er heel goed individueel bekeken moet worden of het versnellen van onderwijs past bij het kind. En dat hangt vooral samen met karaktereigenschappen en niet alleen of een kind cognitief sterk is."