Voor Gino's hond Pello wil Bilbao geel pakken: 'Na het ongeluk leek alles zinloos'
Pello is zijn baasje kwijt. Pello is de hond van Gino Mäder, de wielrenner die om het leven kwam na een noodlottige val in de afdaling van de Albulapas in de Ronde van Zwitserland.
Een leven lang zwierf Pello rond in de straten van Bilbao, tot hij naar een asiel werd gebracht. Daar vond Mäder hem. De straathond had nooit een naam gekregen en dus bedacht Mäder er eentje: Pello, naar zijn ploeggenoot Pello Bilbao.
"Toen hij het me vertelde, dacht ik dat hij een grapje maakte", vertelt Bilbao daags voor de Tour de France. "Maar het was geen grapje. Ik denk dat hij een band had met het Baskenland en het zou mooi zijn als we die band kunnen voortzetten met een overwinning."
Op papier is Bilbao een kanshebber voor de winst in de eerste etappe en het eerste geel. Maandenlang had hij uitgekeken naar de Tourstart over zijn trainingswegen, door zijn geboorteplaats Guernica en met aankomst in - jawel - Bilbao.
"Maar na het ongeval met Gino leek alles zinloos", vertelt Bilbao. "Ik was totaal niet meer gemotiveerd voor de Tour. Maar na een paar dagen met mijn familie drong het tot me door dat het een unieke dag in mijn leven zou worden. Mijn enige optie was om mijn gevoelens en verdriet om te zetten in de energie om iets bijzonders te doen."
Spoken uit het verleden
Een kilometer of 25 van Bilbao (de stad) in het Baskische dorp Ermua boog Pedro Horrillo zijn hoofd toen hij hoorde van het overlijden van Mäder. "Natuurlijk dacht ik terug aan mijn eigen valpartij. Het was in de Giro van 2009 in de afdaling van Culmine di San Pietro. Dat zou je kunnen vertalen als 'Pedro's eindpunt', mijn laatste kunstje. Ik viel tientallen meters in het ravijn. De bomen en het struikgewas braken mijn val en ik kwam terecht op een rots. De bomen braken de botten in mijn lijf, maar redden mijn leven. Gino heeft dat geluk niet gehad."
"Ik moest denken aan wat mijn ploegmaat Mauricio Ardila me later vertelde. We waren kamergenoten die Giro. Terwijl ik in het ziekenhuis voor mijn leven vocht, stond mijn koffer gewoon op de kamer. Hij vertelde dat hij nachtenlang niet geslapen had en voortdurend op zijn telefoon keek of er nog nieuws was. Zo moeten de ploeggenoten van Mäder ook gezeten hebben."
De voormalig Rabobank-renner vertelt zijn verhaal aan de telefoon, terwijl hij onderweg is naar de ploegenpresentatie voor het Guggenheim-museum in Bilbao. Hij kiest zijn woorden zorgvuldig, gebruikt pakkende metaforen, er klinkt rust in zijn stem.
Dat is niet altijd zo geweest. "Ik heb twee weken in een kunstmatige coma gelegen in het ziekenhuis in Bergamo. Op de voorlaatste dag van de Giro ontwaakte ik en mocht ik van de intensive care af. Daar was een televisie en zo heb ik kunnen zien hoe mijn kopman Denis Mentsjov de Giro won. Sterker, voor de afsluitende tijdrit in Rome heb ik Mentsjov gesproken aan de telefoon. Ik was nog niet in staat om goede zinnen te maken, dus zei ik maar tegen hem: "Je kunt het!". Misschien heeft hem dat net dat laatste zetje gegeven."
Ik moest mijn verleden onder ogen zien, mijn fantomen in de ogen kijken. Daarna kon ik weer gaan leven.
Horrillo herstelde, maar wist dat hij nooit meer een profkoers zou rijden. "Tijdens mijn revalidatie ben ik eigenlijk altijd positief gebleven. Ik weigerde terug te denken aan mijn val, stopte het zo ver mogelijk weg. Tot het bericht kwam dat Wouter Weylandt was overleden, ook na een val in de Giro. Ik kende Wouter goed uit mijn jaren bij QuickStep. Na zijn dood raakte ik echt in een depressie."
In 2013, twee jaar na de dood van Weylandt, besloot Horrillo dat het genoeg was. "Ik reed in een oude Mercedes naar Italië, naar het ravijn waarin ik had gelegen. Bij een alpinistenwinkel heb ik een touw en zekeringen gekocht en ben naar beneden gegaan, zoals de reddingswerkers toen. Ik moest mijn verleden onder ogen zien, mijn fantomen in de ogen kijken. Daarna kon ik weer gaan leven."
Enkele maanden later keerde Horrillo nog een keer terug naar de plek des onheils, dit keer met journalist en vriend Nando Boers en een camera van de NOS.
Horrillo reed van 1999 tot zijn ongeval in 2009 in het profpeloton voor Vitalicio, QuickStep en Rabobank, meestal als adjudant van Oscar Freire. "Hij zal nooit een goede wielrenner worden, want hij denkt te veel na", zei zijn oud-ploegleider Javier Minguez ooit.
Niet veel renners hebben namelijk een studie filosofie afgerond, voor ze prof worden. Tijdens zijn loopbaan schreef hij al columns voor El Pais en andere kwaliteitskranten.
In de ban van de ETA
Dit jaar is Horrillo terug in de Tour de France, in zijn eigen regio nog wel. Met Vlaanderen is Baskenland waarschijnlijk de enige regio waar het wielrennen als religie beleden wordt.
Toch werd de noordelijke regio decennialang gemeden door de Vuelta. Ook de Tour de France kwam liever niet in Baskenland.
Tussen 1961 en 2018 hield de gewelddadige afscheidingsbeweging ETA (Euskadi te Atasuna, Baskenland en Vrijheid, red.) Baskenland in een wurggreep en Spanje in een voortdurende staat van angst.
"Onveilig heb ik me nooit gevoeld, het was gewoon de realiteit", vertelt Horrillo. "Ik had vrienden aan beide kanten. Aan de faculteit ging het er natuurlijk veel over. Sommige docenten waren ETA-leden, andere docenten zagen hen als terroristen. Zelf hield ik er niet van om over politiek te praten. Ik ben trots om Bask te zijn. Dat is een gevoel, geen politieke keuze."
Indurain aanmoedigen
Op trainingsritjes keek niemand op van een wegblokkade links of rechts. Maar soms kwam het geweld erg dicht bij de koers.
In 2007, vlak nadat een wapenstilstand was afgekondigd tussen ETA en de Spaanse regering, ontploften nog twee bommen langs het parcours van de Tour de France.
Voor de meesten was de sport een manier om te ontsnappen aan de ellendige sleur. "Ik weet nog dat ik als 17-jarige in 1992 naar de Tourstart in San Sebastian ging kijken en de hele dag gefeest heb. En later stond ik met een groep vrienden uit mijn dorp Ermua, waaronder de latere wereldkampioen Igor Astarloa, op de Tourmalet om Miguel Indurain aan te moedigen."
Vier jaar later reed het Tourpeloton weer over de met mitrailleurs bewaakte Baskische wegen richting Pamplona. Wat een eerbetoon aan de inmiddels vijfvoudig Tourwinnaar Indurain had moeten worden, bleek zijn zwanenzang.
De grote Indurain werd op meer dan acht minuten gereden en zou later dat jaar een punt zetten achter zijn carrière.
Wielergek
Waarom de Basken zo wielergek zijn? "Poeh, dat is een moeilijke vraag", verzucht Horrillo. "Het zit in onze cultuur. Zeker in mijn tijd moest je in Baskenland koersen om prof te worden, ook als je geen Bask was. Hier waren de meeste wedstrijden en de meeste opleidingsploegen. Iedereen kent het oranje van Euskaltel-Euskadi, al is die ploeg een tijdje weg geweest".
Zelf reed hij nooit voor de Baskische brigade, maar Horrillo heeft zeker zijn steentje bijgedragen aan de Baskische Tourstart.
"Samen met Joseba Beloki en Haimar Zubeldia hebben we de route voor de eerste drie ritten uitgetekend", vertelt Horrillo. "Ik deed de eerste rit, want dit is mijn trainingsgebied."
"Het is geen makkelijk parcours, maar het had ook een stuk zwaarder gekund. Wout van Aert, Mathieu van der Poel, Tadej Pogacar zijn voor mij favoriet. Maar ik zou mijn geld zetten op iemand anders. Op wie? Pello Bilbao!"