Meer tijd voor afhandeling toeslagenzaken, procederen helpt niet meer
De Dienst Toeslagen van het ministerie van Financiën krijgt langer de tijd om een besluit te nemen over een schadevergoeding voor de slachtoffers van de toeslagenaffaire. Alle ouders moeten duidelijkheid krijgen voor de deadline van 1 juli 2024. Dat heeft de rechtbank Midden-Nederland beslist in een uitspraak over de trage besluitvorming rond het compenseren van de toeslagenouders. Dat betekent dat het geen zin meer heeft voor gedupeerde ouders om via de rechter een snellere afhandeling te eisen.
Door de huidige beslistermijn van maximaal een jaar te vervangen door een deadline waarbinnen alle zaken afgehandeld moeten zijn, verloopt de schadeafhandeling eerlijker, zegt de rechter.
De toeslagenaffaire draait om zeker 26.000 ouders die tussen 2005 en 2019 door de Belastingdienst ten onrechte werden bestempeld als fraudeur, en soms torenhoge boetes moesten betalen. De vorige regering beloofde de gedupeerden financieel te compenseren voor de schade die ze hebben geleden.
Grote onvrede
Een apart onderdeel van de Dienst Toeslagen houdt zich bezig met de afhandeling van de schadeclaims, de zogenoemde Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). De gedupeerde ouders zijn ontevreden omdat ze lang moeten wachten op een beslissing van de UHT in hun zaak.
Vorig jaar zomer bleek dat het voor 32.000 aanvragen niet was gelukt om binnen de wettelijke termijn van maximaal een jaar een besluit te nemen. De Dienst Toeslagen erkent het probleem, maar zegt daarin binnen afzienbare tijd geen verandering in te kunnen brengen.
Bovenop de stapel
Veel ouders stappen daarom naar de rechter om de beslissing te versnellen. Die draagt de herstelorganisatie UHT dan op om binnen twaalf weken een besluit te nemen. Deze zaken komen bij de UHT bovenop de stapel te liggen, waardoor ouders die niet procederen nog langer moeten wachten. Bovendien is de uitvoeringsorganisatie veel menskracht kwijt aan de rechtszaken, nog een reden waardoor andere zaken langer blijven liggen.
De rechter veegde vandaag de Tweede Kamer de mantel uit, omdat die eind vorig jaar akkoord ging met een beslistermijn waarvan toen al duidelijk was dat die onhaalbaar was. De ouders kregen een belofte die niet waargemaakt kon worden, luidde het oordeel in de rechtszaal.
Om de afhandeling van de hersteloperatie eerlijk te laten verlopen en de zaken in volgorde van binnenkomst te behandelen krijgt de UHT meer tijd. "De rechter zei eigenlijk: we willen het collectief het belangrijkst laten zijn, niet een individuele zaak. Daarom besluiten we nu dat er in alle gevallen per 1 juli 2024 een beslissing moet zijn", vat persrechter Hans Zuurmond de uitspraak samen. "Dat betekent dat er geen capaciteit meer hoeft te gaan naar het oplossen van problemen in de rechtszaal, maar dat de uitvoeringsorganisatie de zaken op volgorde van binnenkomst kan afhandelen. En dat lijkt in het belang van iedereen."