Weer een ongeluk met een spookrijder: 'Het kan iedereen overkomen'
Drie ernstige ongelukken in een paar weken tijd waarbij spookrijders betrokken zijn. Het roept de vraag op of er steeds vaker tegen het verkeer in wordt gereden. Maar volgens Rijkswaterstaat wisselt het aantal meldingen voortdurend. Wel is duidelijk dat waarschuwingsborden en pijlen de afgelopen decennia flink hebben geholpen om het aantal spookrijders omlaag te krijgen.
Het ging sinds de jaarwisseling een paar keer goed mis: begin januari raakte een motoragent zwaargewond op de A7 door een aanrijding met een spookrijder. Twee weken terug kozen de verdachten van een schietpartij een vluchtroute door tegen het verkeer in te gaan op de A16 - het eindigde in een botsing met drie doden. En vannacht botste een spookrijder op een vrachtwagen op de A12 bij Arnhem.
Niet geregistreerd
Een complete lijst met incidenten over de afgelopen jaren is er niet. Dat komt onder meer doordat spookrijders niet worden geregistreerd als ze niet daadwerkelijk worden aangetroffen na een melding. Soms zien ze al op de afrit hun fout in en draaien ze om, stelt een woordvoerder van Rijkswaterstaat. Ook komen niet alle meldingen bij dezelfde instantie binnen, wat de optelsom nog moeilijker maakt.
Verkeerspsycholoog Dick de Waard van de Rijksuniversiteit Groningen wijst erop dat er tegenwoordig juist veel minder spookrijders zijn dan vroeger. Dat komt door allerlei verkeersmaatregelen zoals de fluorescerende borden met 'ga terug', die sinds eind jaren 90 bij de afritten staan, en pijlen op de weg.
Toch gaat het soms nog fout. Hoe kan het dat iemand ondanks alle borden, verkeerstekens en navigatieapparatuur nog een verkeerde afrit oprijdt? Het sleutelwoord is desoriëntatie, zegt De Waard. "De meeste mensen gaan niet voor de lol spookrijden. Mogelijk dat een enkele crimineel het opzettelijk doet om aan de politie te ontkomen, maar vaak zijn het ouderen die gedesoriënteerd zijn of mensen die drugs hebben gebruikt."
Het kan iedereen overkomen. Mensen belanden ook wel eens per ongeluk op de busbaan.
Rijkswaterstaat onderscheidt bij spookrijders drie categorieën: de onbewuste, de bewuste en de halfbewuste spookrijder. Onbewuste spookrijders komen per ongeluk op de verkeerde weghelft of rijbaan terecht, zegt de woordvoerder. "Hierbij spelen zaken als leeftijd, ziekte, vermoeidheid of slecht zicht vaak een rol."
Bij bewuste spookrijders gaat het om bestuurders die keren op de snelweg, maar ook doen sommigen het uit baldadigheid of om zichzelf en anderen in gevaar te brengen. Halfbewuste spookrijders zijn bestuurders onder invloed van alcohol of drugs.
Zeldzaamheid
Vaak spelen de omstandigheden mee, zegt verkeerspsycholoog De Waard. In het donker is het zicht slechter en is er ook veel minder verkeer. "Als je je kunt richten op andere bestuurders zie je verkeer van de afrit afkomen en je kunt ook de auto's voor je volgen, dus dat maakt het veel makkelijker. 's Nachts is het veel rustiger en moet je zelf die beslissingen nemen."
Als mensen op een route rijden die ze niet kennen, is de kans dat het misgaat nog groter, weet de verkeerspsycholoog. "Het kan iedereen overkomen. Denk aan mist, nacht, je hebt geen idee waar je bent en een situatie die niet eenduidig is. Mensen belanden ook wel eens per ongeluk op de busbaan. Maar spookrijden blijft gelukkig een zeldzaamheid."
Mogelijk zouden de aantallen nog verder omlaag kunnen met alarmsystemen langs de weg of in navigatieapparatuur. Maar dat laatste is waarschijnlijk lastig, zegt De Waard. "De huidige navigatiesystemen en apps zijn niet zo precies en zien pas dat je verkeerd zit als je al te ver de afrit bent opgereden, en dan is het te laat."