Nakomelingen Joodse familie eisen topstuk Picasso terug van Guggenheim Museum
De erfgenamen van een Joodse familie die nazi-Duitsland moest ontvluchten, eisen van het Guggenheim Museum in New York een schilderij van Pablo Picasso terug. Het werk uit Picasso's blauwe periode zou nu tussen de 100 miljoen en 200 miljoen euro waard zijn.
In de aanklacht die volgens de New York Post bij een rechtbank in New York is ingediend, zeggen de erfgenamen dat hun voorvader Karl Adler het werk in 1938 ver onder de werkelijke waarde heeft verkocht. Dat zou hij volgens hen nooit hebben gedaan als hij niet aan vervolging door de nazi's moest ontsnappen.
Het Guggenheim Museum zegt in een reactie op de claim dat er uitvoerig onderzoek is gedaan naar de herkomst van La repasseuse (De strijkster). Daaruit zou zijn gebleken dat er geen rechtsgrond is voor teruggave. In de jaren 70 zou de leiding zelfs contact hebben opgenomen met een zoon van Adler om hem over de geschiedenis van het werk te horen. Dat zou geen reden tot zorg over de herkomst hebben opgeleverd.
Leerfabrikant
Karl Adler was welvarend Duits zakenman. Hij kocht La repasseuse in 1916 van de Münchense galeriehouder Heinrich Thannhauser.
Nadat Adolf Hitler in 1933 aan de macht was gekomen, groeide bij Adler het besef dat hij en zijn familie in Duitsland niet meer veilig waren en naar het buitenland moesten vluchten. Om de kosten daarvan te kunnen betalen, verkocht hij La repasseuse in 1938 aan Justin Thannhauser, de zoon van de galeriehouder van wie hij het gekocht had.
Die zou misbruik hebben gemaakt van het feit dat de Adlers aan de Jodenvervolging moesten ontkomen en er slechts een tiende van de werkelijke waarde voor hebben betaald.
Argentinië
De Adlers emigreerden uiteindelijk via Nederland, Frankrijk en Zwitserland in april 1940 naar Argentinië. Karls vrouw, Rosi Adler, stierf daar in 1946. Karl Adler zelf overleed in 1957 tijdens een bezoek aan Duitsland.
Ze hadden drie kinderen. Een van hun nakomelingen is nu advocaat in Los Angeles. De erfgenamen zouden pas in 2014 hebben gehoord dat Adler La repasseuse gedwongen had moeten verkopen.
Ze eisen het nu terug. Het Amerikaanse Congres nam in 2016 een wet aan die de teruggave mogelijk maakt van kunstwerken van wie Joodse eigenaren voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog gedwongen afstand moesten doen.
Justin Thannhauser emigreerde na de oorlog naar de VS. Hij liet het doek na aan het Guggenheim, dat sinds 1978 de eigenaar is.