Leeft uitgestorven Tasmaanse tijger straks weer? Onderzoekers hopen van wel
Amerikaanse en Australische onderzoekers gaan proberen de uitgestorven Tasmaanse tijger weer tot leven te wekken, bijna honderd jaar na de dood van het laatste exemplaar. Hoofdonderzoeker Andrew Pask van de universiteit van Melbourne hoopt dat het onderzoeksteam over tien jaar een Tasmaanse babytijger kan presenteren. Met het project zijn miljoenen Australische dollars gemoeid.
De laatste Tasmaanse tijger, ook wel buidelwolf genoemd, stierf in 1936 in een dierentuin op Tasmanië. Het dier dankt zijn naam aan de strepen op zijn rug, maar behoort tot de orde van de roofbuideldieren en is geen katachtige.
De Amerikaans-Australische onderzoekers zijn van plan stamcellen af te nemen van een buideldiersoort met vergelijkbaar dna, waarna ze met gentechnologie de eigenschappen van de Tasmaanse tijger in die stamcellen brengen. Het dna van de buidelwolf is bewaard gebleven.
Knippen en plakken
Steven van der Mije van natuurhistorisch museum Naturalis in Leiden legt uit hoe dat werkt: "Het is platgezegd een kwestie van knippen en plakken. Een groot deel van het donor-dna zal overeenkomen met dat van de Tasmaanse tijger, maar er zijn ook verschillen. Die moet je uit het donor-dna knippen en vervangen door de corresponderende stukjes van de buidelwolf."
Volgens Van der Mije is dat proces met de huidige techniek redelijk haalbaar, hoewel het wel tijdrovend is. "De uitdaging zit hem vooral in de vervolgstappen. Hoe maak je van één cel twee cellen, en dan vier, acht, zestien cellen. De cel moet echt uitgroeien tot een organisme, en dan moet je nog een dier vinden waarin je het embryo terugplaatst. Dat is wel een ingewikkelde fase."
Bovendien is de vraag of, als alles lukt, het gecreëerde organisme echt een Tasmaanse tijger is zoals die tot begin vorige eeuw leefde. "Je hebt dan iets waarvan wij denken dat het een Tasmaanse tijger zou moeten zijn, maar er zijn meer dingen die een dier maken dan alleen zijn dna", legt Van der Mije uit. Als voorbeelden noemt hij de omgeving van het dier en de dingen die hij van zijn ouders leert, zoals jagen.
Bezwaren
Ondertussen uiten meerdere internationale wetenschappers kritiek op het Australisch-Amerikaanse project. Zo noemt universitair hoofddocent Jeremy Austin van het Australische centrum voor oeroud dna de zogeheten de-extinctie - het terugdraaien van een uitsterving - een "sprookjeswetenschap". In The Sydney Morning Herald zegt hij dat het project volgens hem gaat om media-aandacht en minder over serieuze wetenschap.
Steven van der Mije van Naturalis vindt het onderzoek van de Australiërs en Amerikanen vanuit wetenschappelijk oogpunt juist wel interessant. "Maar ik weet niet of je misschien moet ophouden als je bijvoorbeeld een klompje van zestien cellen hebt, want feitelijk ben je toch met dierproeven bezig. Ethisch zou dat een juiste keuze kunnen zijn, dat je weet: deze techniek werkt. Tegelijkertijd weet je ook: als zestien cellen lukken, is er altijd iemand die verder wil gaan."
Van der Mije heeft ook een fundamenteler bezwaar. Volgens hem kan er beter worden geïnvesteerd in het beschermen van diersoorten die nog leven, maar die wel met uitsterven worden bedreigd. "Je moet uitkijken dat je niet gaat denken: ach, als ze weg zijn, dan maken we ze gewoon opnieuw."
Mammoet
Het is overigens niet voor het eerst dat wordt geprobeerd om een uitgestorven dier terug te brengen: dna van de Tasmaanse tijger werd al eens (zonder succes) gekloond. Hetzelfde gebeurde begin deze eeuw met de uitgestorven Pyrenese steenbok. Uiteindelijk werd van die laatste soort één nieuw exemplaar geboren, maar die stierf al snel wegens ademhalingsproblemen.
Wetenschappers onderzoeken momenteel ook of de wolharige mammoet kan terugkeren. Het NOS Jeugdjournaal maakte daar vorig jaar deze video over: