Lavreysen haalt alweer 80 kilometer per uur: 'En het kan nog sneller'
Hij zat zondagavond nog in De Kuip voor de bekerfinale. Voor hem bevond zich een vak met PSV-prominenten. Maar om te zeggen dat Harrie Lavreysen, sinds vorig jaar tweevoudig olympisch kampioen, ook fan is van de Eindhovense club? Dat gaat te ver.
"Ik zat in een neutrale skybox, als ambassadeur van een loterij. Maar als Brabander moet ik natuurlijk wel voor PSV zijn, dus voor mij eindigde de avond nog best vrolijk." PSV won de finale met 2-1 van Ajax.
Nieuw sprintseizoen
Het was het laatste avondje ontspanning voordat het nieuwe sprintseizoen serieuze vormen aanneemt. De volgende dag vloog Lavreysen naar Glasgow, waar donderdag Nations Cup-wedstrijden op het programma staan, de eerste voor Nederland in drie jaar tijd.
En het zal voor de 25-jarige Lavreysen flink wennen zijn. Als hij om zich heen kijkt, ziet hij niet meer dezelfde groep mensen met wie hij vorige zomer nog successen vierde in Tokio.
Er is om te beginnen een nieuwe bondscoach, de Duitser René Wolff. Hij nam het stokje op 1 februari over van Hugo Haak, met wie Lavreysen in vijf jaar tijd alles won wat er te winnen viel.
En ook qua renners ziet hij niet dezelfde gezichten. Matthijs Büchli verliet het sprintteam om zijn heil te zoeken op de weg en drie weken geleden haakte ook Jeffrey Hoogland tijdelijk af met een coronabesmetting.
Van het gouden kwartet in Tokio is alleen Roy van den Berg meegereisd naar Schotland, maar hij komt in de kwalificaties nog niet in actie.
Niet meer de jongste
Het zorgt ervoor dat Lavreysen de eerste officiële teamsprint van 2022 zal rijden met de 24-jarige Sam Ligtlee en de nog vier jaar jongere Tijmen van Loon. "Ik was altijd gewend dat ik de jongste was, maar dat is ook al niet meer zo."
Qua trainingen vergde het al wat aanpassingen de laatste weken. "Ik ben mijn referentie kwijt. Normaal train ik altijd met Jeffrey. Als ik hem klop, weet ik dat ik er goed voorsta. Nu was dat even de vraag."
1,1 kilometer per uur sneller
Bevestiging dat het wel goed zit, kreeg hij afgelopen zaterdag alsnog in Gent. Daar kon hij alvast zijn benen testen tijdens een sterk bezet individueel sprinttoernooi, met enkele toppers uit Frankrijk. En hij verbeterde prompt zijn eigen drie jaar oude baanrecord.
Hij haalde een gemiddelde van 75 kilometer per uur. "Het ging wel lekker." Dat beaamde ook Wolff. Niet zozeer de tijd maakte indruk op de nieuwe keuzeheer, of de snelheid, als wel het verschil met de concurrentie. "Hij was 1,1 kilometer per uur sneller dan de nummer twee. Dat is veel."
Wolff kende Lavreysen nog een beetje van zijn vorige periode als bondscoach. "Sinds 2017 is Harrie grensverleggend bezig geweest. Er hoeft nog weinig aan gesleuteld te worden."
Lavreysen merkte wel op dat hij in Gent "diep moest gaan. Maar uiteindelijk won ik toch nog met een groot verschil".
De gemiddelde snelheid klinkt voor een leek bizar hoog, 75 kilometer per uur, maar voor de meervoudig sprintkampioen is het bepaald geen primeur meer. "Ik denk dat mijn pieksnelheid zelfs net aan 80 kilometer per uur ligt, alleen wordt dat nooit gemeten. Ze pakken het gemiddelde over 200 meter."
Drie ritten van dat monsterniveau in twee uur tijd kan eigenlijk niet.
Kortom, het nieuwe seizoen begint hoopgevend. Dat was eerder ook al de ervaring van Wolff, toen hij na zijn aantreden de eerste gesprekken voerde met de mannen die al drie jaar ongeslagen zijn op elk internationaal toernooi.
Nog beter
Waren ze nog wel gemotiveerd? "Ze zeiden zelfs: wij kunnen nog beter. Er is nog ruimte. En hun drijfveer is: ze willen nóg een olympische cyclus ongeslagen blijven."
Wolff ziet ook in het programma tijdens toernooien nog ruimte en noemt de individuele sprintfinale in Tokio als voorbeeld. Daar dreven Lavreysen en Hoogland elkaar tot het uiterste, met Lavreysen als winnaar na drie ultrasnelle heats.
"Alleen waren ze tijdens de derde race al helemaal gesloopt. De laatste heat ging een seconde langzamer dan normaal. Dus wij gingen in gesprek met de UCI. We vroegen ze: willen jullie dat ze nog harder gaan? Dan kun je niet drie ritten van dit monsterniveau plannen in een tijdsbestek van twee uur. Want dan heb ik als coach geen ruimte om mee te werken."
Wolff wil minstens drie of vier uur meer speling om zijn sprinters beter voor te bereiden. "Ze hebben het ter kennis aangenomen en gaan in overleg met het IOC. Verder lopen we met Harrie en Jeffrey tegen fysieke grenzen aan. Veel meer is er niet mogelijk op natuurkundig vlak."
Lavreysen zelf ziet daar nog ruimte. "De afgelopen twee jaar heb ik me zo goed mogelijk voorbereid op de Spelen. Nu kan ik kijken of ik nog wat sterker kan worden."
Ik hoef niet de sterkste man van Nederland te zijn. Wij moeten geen bodybuilders worden op de fiets.
Dat hij nog steeds denkt sterker en sneller te kunnen worden, zal de concurrentie niet gerust stellen. En deze uitspraak evenmin: "Ik ben nog steeds jong, ook binnen deze sport. En ik hoop nog heel lang door te gaan."
Stappen richting Parijs
De extra kracht moet in de benen gaan zitten, al geeft Lavreysen meteen ook aan dat "wij geen bodybuilders moeten worden op de fiets. Ik hoef niet de sterkste man van Nederland te zijn."
In 2022 zijn de wereldkampioenschappen het hoofddoel. Die worden in oktober gehouden in Parijs, in de hal waar de olympische wedstrijden in 2024 worden verreden.
In Glasgow is er, mede door de absentie van Hoogland, ruimte om te experimenteren op de teamsprint. Datzelfde geldt voor de wedstrijden in het Canadese Milton (12-15 mei), de tweede van in totaal drie Nations Cup-toernooien dit jaar.
Bij de laatste in het Colombiaanse Cali, in juli, is het nog de vraag of de mannen de teamsprint wel rijden.
"We gaan een nieuw team opbouwen. Het zal even zoeken zijn", stelt Wolff. "De mannen hebben de laatste drie jaar in dezelfde formatie gereden. Donderdag zijn Ligtlee en Van Loon er voor het eerst bij. En we zullen ze er ook allebei inzetten.''
Winning streak
Of de nieuwe bezetting betekent dat aan de winning streak een einde zal komen? Niet per se, stellen Wolff en Lavreysen. "We zullen komend weekeinde op hoog niveau mee gaan doen. Maar het is moeilijk in te schatten wat de tegenstanders kunnen."