Rapport: undercoveragenten slecht begeleid, politie faalde in zelfmoordzaak
Undercoveragenten worden te veel aan hun lot overgelaten en er is te weinig aandacht voor hun mentale welzijn. Dat blijkt uit een rapport van burgemeester en oud-officier van justitie Oebele Brouwer. Zijn commissie deed onderzoek naar de zelfdoding van infiltrant A-4265 tijdens een langdurige undercoveractie.
De politieman was in Zevenbergschen Hoek in een huis geplaatst naast een vermoedelijke drugscrimineel. De zaak draaide om cocaïnetransporten in de haven van Vlissingen en verdachte Joop M.
De suïcide had alles te maken met zijn werk als infiltrant, concludeert de onderzoekscommissie. De politie is tekortgeschoten in de begeleiding van de politieman en tijdens de operatie zijn ethische grenzen overschreden.
Zo kreeg de undercoveragent een verhouding met de partner van de verdachte. Ook zijn op een zeker moment kinderen ingezet om het spel van de politie mee te spelen. "Volstrekt onaanvaardbaar", vindt de commissie.
Onder de huid
De risico's die aan het undercovertraject van meer dan een jaar kleefden, zijn niet goed ingeschat en signalen dat het niet goed ging met de infiltrant zijn volgens het rapport "onvoldoende opgepakt". Zo trok een collega na ruim een half jaar aan de bel omdat de politieman een te nauwe band kreeg met de vrouw van de verdachte. Omdat de infiltrant ontkende dat er iets aan de hand was, greep de politie niet in.
Maar kort voor zijn dood vertelde agent A-4265 dat zijn undercoverrol "onder zijn huid" was gekropen en bleek er wel degelijk sprake van een relatie. Volgens de commissie had de politie de actie toen meteen moeten beëindigen, maar dat gebeurde niet.
"Er waren al vroeg allerlei signalen dat er dingen misgingen", constateert Brouwer. "Er had veel eerder en veel steviger ingegrepen moeten worden."
Te weinig aandacht
Dat het in Zevenbergschen Hoek zo mis kon gaan, komt volgens het rapport omdat er bij de politie structureel te weinig aandacht is voor de mentale gezondheid en integriteit van infiltranten. Ook zijn er geen duidelijke werkafspraken en is er weinig toezicht op medewerkers en operaties.
Dat moet beter, vindt de commissie. Die stelt dat undercoveroperaties een onmisbaar opsporingsmiddel zijn, maar ook gevaarlijk. Juist daarom moeten medewerkers goed begeleid worden.
Brouwer pleit ervoor om de werkwijze van undercoveragenten duidelijk op papier te zetten, infiltranten beter op te leiden en voor deskundige psychologische begeleiding te zorgen. Ook moeten leidinggevenden beter toezicht houden.
Vanwege de vertrouwelijkheid van undercoveracties is niet het volledige onderzoek openbaar gemaakt. Alleen de conclusies en aanbevelingen zijn gepubliceerd.