Waterpoloër Van Dorp overleefde Jappenkamp en ging in '64 naar Tokio: 'Geen twijfel'
Klaarliggen, aanleggen, schieten. Honderden, misschien wel duizenden keren had waterpoloër Fred van Dorp oog in oog gelegen met de doelman van de tegenpartij om een strafworp te verzilveren. En toch is alles anders dan anders, deze dertiende oktober van het jaar 1964 in het Metropolitan Bad van Tokio.
Dat Van Dorp naar de Japanse hoofdstad is afgereisd om deel te nemen aan zijn tweede Olympische Spelen, is al een bijzonder verhaal. Dat het Nederlands team daar in de derde groepswedstrijd de Verenigde Staten treft, maakt het plaatje compleet.
Fred van Dorp is in Tokio de aanvoerder van de Nederlandse waterpoloploeg. Voor het duel schudt hij de hand van de captain van de Amerikanen. Het is de hand die zoveel voor hem betekent. De hand die hem als kleine jongen voedde en daarmee het leven redde. De hand van Ton van Dorp. Broer en doelman van de Verenigde Staten.
Ongemak
Hier, uitgerekend op deze plek, voor de wedstrijd oog in oog staan met de man aan wie hij zijn bestaan dankt, bezorgt Fred van Dorp groot ongemak.
Ton, de oudste van de twee, is dan al een aantal jaar doelman van waterpoloclub El Segundo uit Californië. Als winnaar van de Amerikaanse trials wordt vrijwel het gehele team als nationale ploeg afgevaardigd naar de Olympische Spelen. Inclusief 'Tony' dus, de 1.95 meter lange doelman die inmiddels Amerikaans staatsburger is.
De plichtpleging voltrekt zich in ijzige stilte. Het is een voorbode wat er in de wedstrijd zal gebeuren.
Al in de tweede minuut krijgt Fred van Dorp de bal die hij, volgens het wedstrijdverslag, 'ontiegelijk hard' in het Amerikaanse doel gooit. Twee minuten voor het laatste fluitsignaal, als Team USA tegen een 6-4 achterstand aankijkt, krijgt Nederland een strafworp toegewezen.
Aanvoerder Fred van Dorp neemt zijn verantwoordelijkheid. Hij ligt klaar, legt aan en schiet de bal in de rechterhoek. Tegenover hem komt Ton hoog op uit het water, plant zijn linkervuist tegen de bal en ziet het bruine monster de tribune in vliegen, recht in de handen van de jonge prins Bernhard die getuige is van het duel. Team USA verliest.
Hoe vaak in zijn leven hij het verhaal al heeft opgedist? De inmiddels 82-jarige Fred van Dorp is de tel allang kwijt. Schouderophalend: "Ach, het was gewoon een wedstrijd. En in dit geval dus een wedstrijd tegen mijn broer. Ik denk eerlijk gezegd dat voor hem hetzelfde gold. Ik ben niet zo van de sterke verhalen. Nooit geweest."
Iets futiels
Met diezelfde bescheidenheid: "Dat Ton in die wedstrijd die strafworp van mij pakte, was geen toeval. Dat kwam door zijn capaciteiten als keeper. Hij was een van de beste doelmannen van de wereld. En dat zeg ik niet omdat hij toevallig mijn broer was."
De onverschilligheid waarmee hij terugblikt op het unieke voorval laat zich eenvoudig verklaren. Fred van Dorp en zijn inmiddels overleden broer Ton hebben op het moment van de veelbesproken strafworp in hun betrekkelijk jonge leven samen al zoveel meegemaakt, dat het man-tegen-man-duel op de Olympische Spelen van 1964 in Tokio bijna iets futiels is.
Alfred Carel van Dorp komt op 13 oktober 1938 ter wereld in Batavia, in het voormalige Nederlands-Indië, het huidige Jakarta. Samen met zijn moeder, een Duitse, en zijn broer Ton groeit hij onder de Japanse bezetters op in een vrouwenkamp. De hongersnood die daar geleden wordt, laat hem de rest van zijn leven niet meer los.
Als zijn moeder op een dag protesteert tegen de gebrekkige voedselvoorziening, scheiden de Japanners haar van beide kinderen. Samen met zestien andere vrouwen wordt ze, ten overstaan van de overige bewoners in het kamp, kaalgeschoren. De kleine Fred kijkt in verwarring toe.
Dat hij het kamp overleeft, dankt hij mede aan Ton. "Mijn broer sloop 's nachts de barak uit waarin wij verbleven. Dan ging hij op jacht naar kikkers. Die sloeg mijn moeder vervolgens klein, om er bouillon van te trekken. Dat was zo'n beetje het enige dat ik kon eten. Mijn broer vrat de zilvervliesjes van de rijst. Ik kon die niet verdragen, vanwege allerlei infectieziekten die ik had opgelopen."
Doden opzijgeschoven
Van Dorps moeder leeft gescheiden van haar echtgenoot, die in Nederland werkzaam was bij een groothandel in papier en het in Nederlands-Indië schopt tot doelman van het Bataafs voetbalelftal. Hij wordt door de Japanners te werk gesteld aan de beruchte Birma-spoorlijn, ver weg van zijn gezin.
"Hij heeft dat godzijdank overleefd, terwijl hij om zich heen letterlijk honderden mensen heeft zien doodvallen. Dat betekende voor de Japanners niets. De mensen die stierven werden gewoon met de voeten opzijgeschoven, ze wilden die spoorlijn zo snel mogelijk klaar hebben. Dat kunnen wij ons totaal niet voorstellen. Gelukkig maar."
Pas een jaar nadat de oorlog in september 1945 voor hen voorbij is, wordt het gezin herenigd. De vier keren terug naar Nederland, waar vader Van Dorp weer emplooi vindt bij zijn oude werkgever. De jongens maken in Amersfoort kennis met het waterpolo en blijken uiterst getalenteerd.
Bij AZ&PC legt Fred van Dorp zich in Nederland volledig toe op de sport. Na het afronden van de middelbare school vertrekt Ton naar de Verenigde Staten, waar hij in 1959 Amerikaans staatsburger wordt. Het land van de onbegrensde mogelijkheden heeft voor hem een onweerstaanbare aantrekkingskracht.
"Hij was een beetje, hoe zal ik het zeggen, zo'n type dat niet met zich liet sollen. Hij heeft daar ook wel lik op stuk gekregen, hoor. Als soldaat werd hij in Japan en Duitsland gelegerd. Hij heeft zelfs nog gevochten in Vietnam."
Spelen lonken
Fred van Dorp speelt in 1955 zijn eerste van in totaal 151 interlands. Een jaar later dient zich de mogelijkheid aan om deel te nemen aan de Olympische Spelen van Melbourne.
"In 1956 waren we een serieuze medaillekandidaat. Alleen jammer dat we dat nooit hebben kunnen laten zien. Het Nederlands Olympisch Comité heeft er, achteraf gezien, heel veel spijt van gehad dat de Spelen werden geboycot vanwege de Russische inval in Hongarije."
"Dat was alleen omdat Zwitserland en Spanje met die boycot op de proppen kwamen. Nederland moest zo nodig solidair zijn en politiek boven sport plaatsen. Dat die Hongaren uiteindelijk wel gewoon naar Melbourne gingen, was veelzeggend. Of ik nog altijd boos over ben over die boycot? Nee. Teleurgesteld, dat wel."
Ik had persoonlijk geen enkele twijfel. Het is geen seconde in me opgekomen om niet naar Tokio te gaan.
Vier jaar later staat Van Dorp in Rome wel op de Olympische Spelen, al leggen de goedwillende Nederlanders het dan inmiddels ruimschoots af tegen de staatsamateurs uit landen als de Sovjet-Unie en Joegoslavië.
"In Italië hadden we het onderling al over de Spelen van 1964 in Tokio. Dat lag gevoelig. 'Wat ga jij over vier jaar doen', werd me dan gevraagd. Maar ik had persoonlijk geen enkele twijfel. Het is geen seconde in me opgekomen om niet naar Tokio te gaan."
Geen haat
Zijn opvatting is stellig. "Dit waren niet de Japanners waar wij in dat kamp zo'n vreselijke honger onder hebben geleden. Ik heb nooit haat jegens Japanners gekend. Nóóit. De generatie die de Olympische Spelen organiseerde, had geen schuld aan de oorlog. Over Duitsers heb ik mijn hele leven dezelfde opvatting gehad, overigens."
"Mensen vroegen vaak aan me: 'maar je hebt toch een hekel aan die Jappen?' Dan had ik telkens hetzelfde antwoord klaar. Nee, tegen déze Japanners heb ik niets. Ik heb in Nederlands-Indië verschrikkingen meegemaakt, maar daar ben ik overheen gegroeid. Of dat iets over mijn karakter zegt? Wie zal het zeggen."
In 1968 is Van Dorp opnieuw van de partij. Als mogelijk eerbetoon aan zijn deelname aan de Spelen van vier jaar eerder in Tokio draagt hij tijdens de openingsceremonie de Nederlandse vlag het olympisch stadion in.
Alsof het zo moet zijn, zijn de Verenigde Staten met nog altijd zijn broer Ton op doel opnieuw de tegenstander. Tot een nieuwe broederstrijd komt het tot opluchting van beiden evenwel niet.
"Ton had in aanloop naar de wedstrijd tegen Nederland iets gedaan wat niet mocht van zijn coach. Dat heeft hem dat duel zijn plaats in het team gekost. Jammer? Ach, de wens om in Mexico nóg een keer tegen hem te spelen, was er helemaal niet bij mij. Die ene keer was mooi genoeg geweest."
Uniek karakter
Na zijn carrière als waterpoloër maakt Van Dorp furore als internationaal scheidsrechter. Hij fluit wedstrijden tijdens de Spelen van Montréal in 1976, Moskou in 1980, Los Angeles in 1984, Seoel in 1988 en Barcelona in 1992. In Spanje leidt hij zelfs de olympische finale. "Daar ben ik best wel trots op, al heb ik heb er nooit mee te koop gelopen."
Van Dorp is nu eenmaal geen haantje de voorste, klinkt het. Bescheidenheid siert immers de mens. Slechts als hem er deze dagen naar gevraagd wordt, haalt hij herinneringen op aan de tweestrijd met zijn broer van bijna 57 jaar geleden, die vanwege de context een uniek karakter kreeg.
Het was zomaar een wedstrijd, Fred van Dorp kan het niet nalaten te benadrukken. De bewondering voor zijn oudere broer klinkt nog altijd door in zijn stem. "Ton was een geweldige keeper." Korte stilte. "Maar dat hij die strafworp van mij kon tegenhouden, kwam ook doordat ik de bal eigenlijk heel slecht inschoot."