'VDH' koestert herinneringen aan zijn eerste Spelen: 'Pure rock-'n-roll'
Het is zomaar een ochtend in de winter van 1996 als een vwo-scholier van 17 jaar oud op zijn Vespa zit. Onderweg van zijn ouderlijke woning in Geldrop naar Eindhoven, de stad waar de voornaamste zaken in zijn leven zich afspelen.
Pieter Cornelis Martijn van den Hoogenband (Maastricht, 14 maart 1978) is een tiener met een missie. Het draait voor hem dat jaar om twee A's. Eerst wil hij het atheneum afmaken om na de zomer zijn studie geneeskunde aan te vangen. Voor het evenwel zover is, wil hij in Atlanta de wereld verbazen.
's Werelds grootste zwemtalent wil op de Olympische Spelen de wereld veroveren, zo luidt het snode plan dat hij samen met zijn acht jaar oudere trainer Jacco ('Sjaak') Verhaeren heeft gesmeed.
Nuance is de jonge Van den Hoogenband vreemd. Het is zwart of wit. Hij staat aan of uit. Een gulden middenweg is hem vreemd.
Gas erop
Ook deze dag staat hij 'aan' als hij op de Tongelresestraat cafetaria 't Hofke nadert. Het is een ijkpunt op de route naar Eindhoven, waar hij op de middelbare school zit en in zijn vrije uren in het water ligt van De Tongelreep, vanwege de hoge opstaande randen rondom het bad onder zwemmers beter bekend als De Klotsbak.
Hoe vaak heeft hij deze route op weg naar het zwembad al niet afgelegd op zijn brommertje? Nou dan: gas erop!
Dan gaat het bijna mis. Dagelijks scheurt hij rakelings langs de stoeprand, deze keer blijkt er geen ontwijken aan. Hij maakt een kleine stuurfout, schampt het trottoir en slaat over de kop.
Als in een wonderlijke reflex herinnert hij zich hoe hij als zevenjarige leerde vallen tijdens judolessen in de school van Pierre Zenden. Hij maakt zich klein, rolt over straat, komt tot stilstand, staat weer op en komt er wonder boven wonder slechts met wat schaafwonden vanaf.
Het is zoals zijn omgeving hem wel eens typeert. Eens een zondagskind, altijd een zondagskind.
Een kwart eeuw jaar later vertelt hij lachend over het ongeluk dat hem voor hetzelfde geld zijn veelbelovende loopbaan had kunnen kosten. Het verhaal past naadloos in het leven zoals hij dat leidt in de aanloop naar zijn eerste kennismaking met de Olympus. "Het was rock-'n'-roll. In alles."
Mooie jaren waren het, daar op de linkerrijbaan van het leven. In Verhaeren en trouwe traininingsmaat Pie Geelen treft hij bovendien twee bondgenoten.
Tegen grenzen aan
"We wilden alles meemaken", zegt Van den Hoogenband die deze zomer weer op de Spelen aanwezig is, als chef de mission. "Het ging heel hard of we stonden stil. Iets daartussenin bestond simpelweg niet. Iedere training, elk moment in het krachthonk, het was all the way."
"Overal zagen we een uitdaging in, alles was een wedstrijdje. Een beetje doseren zat er helaas niet in. Daar zijn we ver mee gekomen, maar het zorgde er ook voor dat ik af en toe tegen mijn grenzen aanliep. Ik had in 1996 veel last van mijn ellenbogen en schouders. Puur en alleen omdat we in de aanloop naar Atlanta continu doorduwden."
Ach, wisten zij veel. "Pie had even in Ohio gestudeerd en getraind, onze ploeggenoot Marcel Wouda was geschoold bij Jon Urbanchek in Michigan. We hoorden hoe daar werd getraind en projecteerden dat één op één op ons eigen programma."
"Meters maken was de norm. Op dat vlak konden we het verschil niet maken, was onze opvatting. Op intensiteit wel, dachten we. Met als gevolg dat we in de trainingen iedere dag keiharde duels uitvochten waarin we elkaar pushten, opjaagden en stimuleerden."
Lachend: "Mijn grote vriend Guus Hiddink gebruikt vaak het woord 'gogme'. Nou, daar had dit dus helemaal níets mee te maken."
Gewoon rammen
"Het ontbrak ons volledig aan sportintelligentie", weet 'VDH' nog. "Een goed doordacht raceplan, daar was geen sprake van. Het was gewoon een kwestie van rammen."
De voormalig zwemmer weet het zeker. Hij heeft in Atlanta veel geleerd. Hoe te winnen. En hoe uit te groeien tot groot olympisch kampioen. En dat allemaal dankzij het feit dat hij in 1996 met twee vierde plaatsen terugkeerde uit de Verenigde Staten. "Onderaan de streep is dat gewoon niets."
Met de kennis van nu (en drie gouden, twee zilveren en twee bronzen olympische medailles op zak) weet hij het zeker. "Wij dachten in die tijd dat we bezig waren met het bedrijven van topsport. Achteraf gezien was het vooral pionieren. We hadden in die tijd nog geen beschikking over internet. Televisiebeelden, krantenartikelen, verhalen en mythes. Daar baseerden we onze schema's op."
Atlanta opent hem de ogen. "Ik waande me in een snoepwinkel, hongerig naar kennis en nieuwe inzichten als ik was. Hans Jorritsma van NOC*NSF nam Jacco op sleeptouw, zodat we relaties konden opbouwen met mensen uit andere sporten."
'Fenomenaal'
Van den Hoogenband neemt alles in zich op. "Hoe de volleyballers hun sport benaderden en uiteindelijk olympisch kampioen werden. De teamgeest van de hockeyers, fenomenaal. Ik werd voorgesteld aan toenmalig premier Wim Kok en kroonprins Willem-Alexander. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was."
"Wij hebben daar een cultuurverandering gecreëerd. Ineens hadden we the eyes on the price. We leerden wat erbij komt kijken om te winnen."
Hij is er de man niet naar om met vals sentiment terug te blikken. En toch denkt hij het wel eens: had hij destijds ook maar een fractie van zijn huidige kennis gehad.
De jonge Van den Hoogenband zit in Atlanta vast aan keiharde afspraken met bondscoach René Dekker. Hij wordt vierde op de 200 meter vrijeslag, zijn eerste nummer op Amerikaanse bodem, slechts 0,11 seconde van het brons.
Om twee dagen later wél zijn kans te kunnen grijpen op de 100 vrij, vraagt hij Dekker om hem te sparen op het nummer dat daar tussenin staat geprogrammeerd, de 4x200 vrij. De trainer negeert het verzoek en wijst de zwemmer op eerder gemaakte afspraken.
Van den Hoogenband heeft in de aanloop naar de Spelen niet voldaan aan de limiet op de 100 vrij en wordt alleen op dat nummer ingeschreven op voorwaarde dat hij in Atlanta alle aflossingsnummers zwemt.
Zes keer in drie dagen
Zaken als teambelang en verantwoordelijkheid voor zijn ploeggenoten worden belangrijker geacht dan het sparen van energie. Het gevolg: in de finale van de 100 vrij staat Van den Hoogenband voor de zesde keer in drie dagen tijd op het startblok.
Het blijkt, achteraf, een kostbare fout. Vanuit baan 1, zonder zicht op zijn belangrijkste tegenstanders, snelt de Brabander ondanks een beroerde start en matig keerpunt naar de vierde plaats. Hij tikt aan in 49,13. De Rus Alexander Popov (48,74), thuiszwemmer Gary Hall junior (48,81) en Gustavo Borges uit Brazilië (49,02) blijven buiten bereik.
Bekijk hieronder de race van Van den Hoogenband op de 100 vrij in 1996.
"Ik heb eigenlijk nooit geweten hoe dicht ik eigenlijk bij de eerste drie zat. Eerlijk gezegd wist ik op dat moment helemaal niet dat ik zó goed was. Als ik in een betere baan had gelegen, had ik op die 100 vrij een medaille kunnen winnen. Absoluut."
'Tot op dag van vandaag dankbaar'
Hoe goed Van den Hoogenband daadwerkelijk is, bewijst hij een dag later als hij beter uitgerust start op de 4x100 vrij. Als slotzwemmer split hij in een tijd van 48,29. De vliegende start levert hem een halve seconde voordeel op. In theorie klokt hij dus 48,79, een resultaat dat een etmaal eerder goed zou zijn geweest voor het zilver.
Begrijp hem goed, hij neemt Dekker 'absoluut helemaal niets' kwalijk. "Het zwemmen van de estafette voelde ook een beetje alsof ik mijn ploeggenoten kon bedanken. Gijs Damen, Klaas Erik Zwering, Pie Geelen, Tim Hoeijmans, Martijn Zuidweg. Met dat soort lieden kon ik altijd geweldig trainen en lekker slap ouwehoeren. Ik ben ze tot op de dag van vandaag dankbaar voor wat ik allemaal bereikt heb. En dat weten ze ook."
In Sydney verovert 'VDH' wel goud, op de 100 meter en 200 meter vrije slag, vier jaar later prolongeert hij zijn olympische titel op de 100 vrij in Athene. Bekijk de races hieronder.
Zie het in de tijdgeest, zegt Van den Hoogenband. "Er werden in die tijd geen keuzes gemaakt. Waarom? Heel eenvoudig. We wisten niet dat je keuzes moet maken om te kunnen winnen."
Vier jaar later pakt hij in Sydney goud op de 100 en 200 vrij, in Athene prolongeert hij in 2004 als eerste zwemmer ooit zijn olympische titel op het koningsnummer. Zowel in Australië als in Griekenland brengt hij de lessen van Atlanta in praktijk.
"Als ik in 1996 al een medaille had gewonnen op de 100 vrij, was ik niet zo hongerig en scherp geweest om alles op alles te zetten in de aanloop naar Sydney. Soms denk ik wel eens: het heeft gewoon zo moeten zijn."