Vertrouwen in wetenschap nam in coronatijd toe
Nederlanders hebben beduidend meer vertrouwen in de wetenschap dan drie jaar geleden. In 2018 kreeg de wetenschap in een driejaarlijks onderzoek van het Rathenau Instituut een 7,1 voor vertrouwen. In het onderzoek dat het afgelopen voorjaar is gedaan was dat 7,4 procent, schrijft het instituut.
Een toename van 7,1 naar 7,4 is heel veel, zei directeur Melanie Peters van het Rathenau Instituut in het NPO Radio1-programma Spraakmakers. Haar onderzoekers denken dat de coronacrisis en de reactie van de wetenschap daarop een belangrijke rol spelen. Nederlanders die zeggen dat hun vertrouwen is toegenomen (bijna 25 procent van de ondervraagden) verwezen vaak naar de snelheid waarmee wetenschappers een vaccin hebben ontwikkeld.
Bij de groep bij wie het vertrouwen afnam (16 procent) was de snelle ontwikkeling van vaccins juist een reden voor die afname. Deze groep heeft vragen over de langetermijneffecten en worstelt met tegenstrijdige informatie over vaccins.
Discussie of duidelijkheid
Volgens Peters vinden hoogopgeleiden het prettig om verschillende meningen te horen. Meer praktisch opgeleiden willen duidelijkheid. "Moet dat mondkapje nu wel of niet?"
Meer dan de helft van de Nederlanders (56%) geeft aan dat hun vertrouwen gelijk gebleven is, met als voornaamste redenen dat ze al vertrouwen hadden en dat wetenschappers 'gewoon' hun werk doen.
Tweede Kamer en regering
De onderzoekers keken ook naar andere instituties, zoals de politiek en de rechtspraak. "De wetenschap komt boven die andere instituties uit. Het is het meest vertrouwde instituut dat we hebben in Nederland", zei Peters.
Het vertrouwen in de Tweede Kamer en de regering steeg opvallend genoeg nog iets harder dan het vertrouwen in de wetenschap, maar bleef met het cijfer voor vertrouwen steken op een 6. De rechtspraak eindigde met een 6,9 achter de wetenschap op de tweede plaats.
Aan het onderzoek deden 1500 Nederlanders van 18 jaar en ouder mee.