Inspectie: risico's tramschutter Gökmen T. vooraf niet zo klein mogelijk gemaakt
De politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) hebben te weinig aandacht gehad voor de risico's van Gökmen T., de man die in maart 2019 een aanslag pleegde op een tram in Utrecht. Hij schoot daar vier mensen dood en verwondde meerdere mensen.
Dat concludeert de Inspectie Justitie en Veiligheid in een rapport, dat eerder vandaag is gepresenteerd aan nabestaanden van slachtoffers en overlevenden van de aanslag. De inspectie stelt dat de organisaties de problematiek van T. niet genoeg met elkaar hebben besproken en aangepakt.
Zo wisten alle partijen een ander deel van de problematiek van T., die onder meer was veroordeeld voor vuurwapenbezit, bekend stond als criminele veelpleger en radicaal gedrag vertoonde in de gevangenis.
Radicaal en agressief gedrag
Maar de instanties gaven hun informatie slechts beperkt door, zegt de inspectie, waardoor er geen compleet beeld was. De gemeente Utrecht en de reclassering, die verantwoordelijk waren voor de terugkeer van T. na zijn celstraf, wisten helemaal niet van de problematiek af.
Zo werd informatie over het gedrag van T. niet of nauwelijks gedeeld. In een evaluatierapport van een gevangenis waarin T. begin januari 2019 in de cel zat, werd zijn gedrag bestempeld als "nogal extremistisch". Zo mocht een gedetineerde in de cel van hem niet in een korte broek lopen of tv kijken. T. stond bekend als 'lastige gedetineerde', maar zijn gedrag werd niet in verband gebracht met radicalisering.
Bovendien gaf T. in februari 2019 een gevangenismedewerker een kopstoot, en ruim twee jaar eerder werd hij bestempeld als "een gevaarlijk persoon" door een geestelijk verzorger, die zei zich "zeer bedreigd" te voelen. De informatie over het gedrag van T. was echter niet bekend bij zowel het OM als het hof, waardoor T. op 1 maart 2019 op voorwaarden werd vrijgelaten.
"Doorgeven van de informatie had het beeld van zijn vele problemen en de aanpak ervan mogelijk completer gemaakt", zegt de inspectie na het bestuderen van andere evaluaties en eigen onderzoek.
Kijk hier naar een toelichting van de inspecteur-generaal:
De inspectie benadrukt dat niet gezegd kan worden dat, als alle informatie wel was gedeeld, een aanslag voorkomen had kunnen worden. "Risico's zijn nooit uit te sluiten, maar ze moeten wel zo klein mogelijk worden gemaakt. Dat hebben politie, het OM en DJI hier onvoldoende gedaan", meldt de inspectie.
Ook is de inspectie kritisch over het werk van de autoriteiten rond de aanslag. Zo hadden organisaties geen volledig beeld van de aanslag doordat zij niet goed samenwerkten en informatie te laat met elkaar deelden. En ook was er bij de politie verwarring over de te volgen procedures. Bovendien was het advies van de gemeente Utrecht aan zijn inwoners om binnen te blijven onduidelijk. Zo sloten cafés de deuren, maar kwamen gasten daardoor buiten te staan.
De inspectie zegt dat de instanties hun werk inmiddels wel hebben verbeterd, maar dat twee jaar na de aanslag nog niet alles goed gaat. Zo moet er binnen het zogeheten Zorg- en Veiligheidshuis, waarin justitie, zorg en bestuur met elkaar samenwerken, meer worden gesproken over mensen die een gevaar kunnen vormen. Verder vindt de inspectie dat er in de toekomst beter gecommuniceerd moet worden tussen alle partijen.
'Alleen strafrecht niet de oplossing'
Demissionair minister Grapperhaus van Justitie zegt in een verklaring dat er sinds de tramaanslag al verbeteringen zijn doorgevoerd. Zo wordt er meer gecommuniceerd tussen het OM en de Dienst Justitiële Inrichtingen en zijn procedures in crisissituaties aangescherpt of aangepast. Verder belooft de bewindsman dat de aanpak van mensen zoals T. wordt verbeterd.
"Het met elkaar (kunnen) delen van cruciale informatie is daarin van belang", zo meldt de schriftelijke verklaring. "Een wetsvoorstel dat nu in de Eerste Kamer ligt voor behandeling, gaat meer mogelijkheden bieden tot informatiedeling."
Ook de politie zegt het belang van het delen van informatie te erkennen. Dat moet ook gebeuren met andere instanties in bijvoorbeeld de zorg.
"Als politie krijgen we steeds vaker te maken met mensen die strafbare feiten plegen, maar ook hulp of zorg nodig hebben", meldt Hoofd Operatiën Van Renswoude van de politie Midden-Nederland in een schriftelijke verklaring. "Net als in het geval van Gökmen T. gaat het vaak om mensen die de zorg zoveel mogelijk mijden. Voor de aanpak van die complexe, multi-problematiek is alleen strafrecht niet de oplossing."