RIVM: 'Blij dat de voorspellingen zijn uitgekomen, dat is goed nieuws'
De wetenschappelijke toptijdschriften The Lancet en Science publiceerden recent artikelen die stellen dat aerosolen, minuscuul kleine druppeltjes die mensen uitstoten, meer bijdragen aan de verspreiding van SARS-CoV-2 dan in veel landen wordt aangenomen. En in het verlengde daarvan dat het belang van ventilatie ook groter is.
Daarover en over de Indiase variant en de ontwikkeling van de Nederlandse coronacijfers sprak de NOS met Jaap van Dissel, directeur van het Centrum voor Infectieziektenbestrijding van het RIVM en Jacco Wallinga, hoofdmodelleur aldaar.
Die studies in The Lancet en Science concluderen dat ook het Nederlandse beleid rond aerosolen en ventilatie achterloopt op de feiten. Sommigen zien daarin het gelijk van Maurice de Hond.
Van Dissel: "Vooropgesteld: aandacht voor ventilatie is goed. Bij elke briefing in de Tweede Kamer noem ik op de eerste dia met karakteristieken van covid-19 'adequate ventilatie' met uitroepteken als belangrijk element van de bestrijding ervan. In afgesloten ruimtes, die slecht geventileerd worden en waar je langere tijd met anderen verblijft, kunnen aerosolen-overdrachten mede een rol gaan spelen. Je kunt het er natuurlijk over hebben wat de belangrijkste bestrijdingsmaatregelen zijn. Wij menen dat de maatregelen, zoals wij die definiëren in bron-, collectieve en individuele maatregelen, met de hiërarchie die we daarin aangebracht hebben, de belangrijkste maatregelen zijn en waren. Die hebben de covid-19-uitbraak tot stilstand gebracht, ook in de eerste fase."
Dus ventilatie en aerosolen zijn minder belangrijk dan de auteurs in Science en The Lancet zeggen?
Van Dissel: "Als je een bron kunt isoleren van de rest, dan is daarna eigenlijk niet meer van belang of er goed geventileerd wordt, want dan zijn er geen besmettelijken bij. De presymptomatische overdracht maakt het ingewikkelder, dus het kan een rol spelen, vandaar die collectieve maatregelen zoals 1,5 meter afstand houden. Maar uit het oogpunt van verspreiding in de bevolking moet je je richten op het verminderen van de grootste risico's en dat hebben we steeds gedaan. Hele fijne aerosolen kunnen in bepaalde situaties een rol spelen bij overdracht. Dat vind je overigens terug op de RIVM-website en in de OMT-brieven. Als er daadwerkelijk een aerogene (via zeer fijne aerosolen, red.) verspreiding was geweest, dan verwacht je een bijpassend, veel hoger reproductiegetal. En ook zodanige verspreiding in ziekenhuizen dat je maatregelen moet nemen zoals negatieve drukkamers en bepaalde mondkapjes. Die maatregelen zijn nooit genomen en dat heeft niet gezorgd voor uitbraken."
Die aerosolen spelen dus niet zo'n heel grote rol?
Van Dissel: "In verschillende omstandigheden kunnen ze een rol spelen. Maar vanuit het oogpunt van publieke gezondheid, van wat we moeten doen tegen de covid-19 uitbraak, staan andere maatregelen bovenaan. Voor bepaalde situaties is ventilatie heel belangrijk. Dat is gekoppeld aan gedrag, want schreeuwen of zingen zorgt voor een ander type druppelvorming dan rustig praten. In specifieke situaties kunnen andere typen verspreiding dus een hoofdrol spelen. Maar, en ik denk dat het CDC dat mooi heeft samengevat, de rangorde in factoren die de verspreiding bepalen, verandert hierdoor eigenlijk niet. Andere infectieziekten die via de lucht en inhalatie worden overgedragen, het RS-virus en griep bijvoorbeeld, zijn het laatste jaar ook afwezig. Dankzij maatregelen tegen virusverspreiding via grote druppels. Zo effectief zijn die maatregelen dus tegen de jaarlijkse luchtwegvirussen."
Toch lijken die publicaties over aerosolen heel degelijk.
Van Dissel: "Jij brengt het alsof het óf het een óf het ander is. Bij grootschalige bestrijding gaat het om risicoreductie. Overdracht hangt af van contact. Hoe vaak is er contact, hoelang en met welke intensiteit? Maar ook context telt: was het buiten of binnen en als het binnen was, ging het dan om een geventileerde ruimte of niet? Met veel mensen of niet? Als je geen maatregelen neemt besmet één persoon met dit virus gemiddeld 2,5 tot 3 anderen. Bij echt aerogene virussen die zich via kleine druppels verplaatsen, zoals mazelen, zijn dat 18 tot 20 personen. In de periode dat we het nog niet wisten, gingen we ervan uit dat het zich vooral afspeelde binnen die 1,5 meter en middels die grote druppels. Daarop waren en zijn de maatregelen geënt. Die hebben een directe afname van de uitbraak veroorzaakt. Bij mazelen of waterpokken was dat niet gelukt. Als covid-19 aerogeen zou verspreiden, dan hadden we veel strengere maatregelen moeten nemen om het tot stilstand te brengen. Overigens: wij hebben ziekenhuizen geadviseerd in situaties waarbij we weten dat veel aerosolen ontstaan, bijvoorbeeld bij procedures als uitzuigen op de intensive care, extra maatregelen te nemen, juist om adequaat het hoofd te bieden aan die verspreiding via aerosolen."
Maar 1,5 meter afstand blijft volgens u de belangrijkste bescherming tegen overdracht?
Van Dissel: "Ja, na bronisolatie. Binnenkort publiceren we vanuit het RIVM daarover een artikel. We vragen heel precies hoelang mensen contact hebben met anderen, met wie en in welke setting. Vervolgens hebben we dat aangehouden tegen de aanwezigheid van antistoffen tegen het virus in hun bloed. Mensen die aangaven zich goed te houden aan de 1,5 meter bleken duidelijk minder vaak antistoffen te hebben. Dat is heel mooi indirect bewijs van het nut van die 1,5 meter en de zin van het gevoerde beleid tegen covid-19. Maar dat sluit niet uit dat sommige situaties om extra maatregelen vragen."
De Indiase variant is volgens de laatste gegevens uit Engeland besmettelijker dan de Britse. Wat betekent dat voor Nederland?
Jacco Wallinga: "We hebben nog geen berekeningen gemaakt met de Indiase variant omdat die in Nederland nog te weinig voorkomt. We hebben veel contact met collega's in Engeland. Daar neemt het aandeel Indiase variant snel toe. Als dat komt door binnenlandse verspreiding, dan is de Indiase variant duidelijk besmettelijker dan de Britse. Maar het kan ook om importgevallen uit India gaan. Als het om binnenlandse verspreiding gaat dan is de schatting dat de Indiase variant ongeveer 10 procent besmettelijker zou kunnen zijn dan de Britse."
Van Dissel: "In Oxford is in het laboratorium gekeken of antistoffen na een doorgemaakte infectie of vaccinatie ook beschermen tegen de Indiase variant. Dat ziet er goed uit. Volgens die wetenschappers zijn zorgen daarover niet nodig."
Ten slotte, is de epidemie in Nederland nu op de terugtocht?
Wallinga: "De cijfers gaan de goede kant op, zowel het aantal nieuwe besmettingen als de ziekenhuis- en IC-opnames. Net als de immuniteit door doorgemaakte infecties en vaccinaties. Tot de zomer zit het wel goed. Wat erna gebeurt is onzeker. We weten niet hoelang de immuniteit na een doorgemaakte infectie of vaccinatie duurt. Het seizoenseffect dat nu positieve invloed heeft gaat dan weer negatief werken. Wat gaan verdere versoepelingen voor effect hebben? Hoe gaan mensen zich houden aan de maatregelen die blijven gelden? Wat gaat de Indiase variant doen? We gaan echt niet één, twee, drie van corona verlost zijn. Maar de daling is ingezet. Drie weken geleden was het reproductiegetal ongeveer 1. De cijfers zijn nu lager, dus de R ook. Dat is wat we rond Pasen voorspeld hebben. Het is fijn om te zien dat de voorspellingen klopten. En het is heel goed nieuws. Ik ben ook wel in mijn nopjes dat de voorspellingen zijn uitgekomen."
Van Dissel: "Bij alle onzekerheden over het verdere verloop staat één ding vast: de beschikbaarheid van vaccins en de vaccinatiebereidheid zijn heel belangrijk. Hoe sneller we vaccineren hoe beter het is. Mogelijk ook met een derde prik in het najaar zoals sommige andere landen willen doen."