807 miljard voor EU-herstelfonds, waar gaat 't heen en waar komt 't vandaan?
EU-landen hebben tot morgen de tijd om een eerste ronde van geld aan te vragen uit het Europese coronaherstelfonds van 807 miljard euro. Maar hoe komt de EU aan dat gigantische bedrag? En wat moet er met dat geld gebeuren? En waarom doet Nederland nog niet mee aan wat officieel het NextGenerationEU-pakket heet?
Eerst over het doel van al dat geld:
'Wederopbouw van Europa'
De EU-landen zijn door de coronapandemie hard getroffen en die 807 miljard moet gestoken worden in wat de Europese Commissie de 'wederopbouw van Europa' noemt. Het geld moet ervoor zorgen dat Europa 'groener, digitaler en veerkrachtiger' wordt.
Individuele landen kunnen leningen krijgen, die ze moeten terugbetalen. Maar ook subsidies, die niet terugbetaald hoeven te worden. Voor zowel de leningen als subsidies moeten landen wel aan voorwaarden voldoen:
- Ze moeten hun economie hervormen op basis van EU-aanbevelingen;
- Het geld moet voor een groot deel gaan naar vergroening en digitalisering;
- Plannen moeten bijdragen aan de groei, werkgelegenheid en economische en sociale veerkracht.
Dit zijn de bedragen, en waar dat geld volgens de Europese Commissie allemaal naartoe moet:
Zodra landen plannen hebben ingediend gaat de Europese Commissie die bekijken en beslissen of ze voldoen aan de regels. Zo ja, dan komt de EU met geld over de brug.
Verdeelsleutel
Het subsidiedeel van het geld wordt niet alleen verdeeld op basis van het aantal inwoners. Maar daarvoor geldt ook dat hoe slechter het met je economie gaat, hoe meer subsidie je kan krijgen.
De verdeelsleutel daarvoor is onder meer gebaseerd op het werkloosheidspercentage in de vijf jaar voor 2020 en de economische krimp in 2020. Daardoor krijgt een land als Duitsland met 84 miljoen inwoners maar maximaal 25,6 miljard aan subsidie en Italië, dat er slechter aan toe is, maximaal 68,9 miljard op 60 miljoen inwoners.
Waar komt het geld vandaan?
De EU deelt dus maximaal 807 miljard euro uit en gaat hiervoor geld lenen op de internationale kapitaalmarkt. Dat doet de EU zes jaar lang, van 2021 tot en met 2026, ieder jaar zo'n 135 miljard.
Van die 807 miljard bestaat het grootste deel, 386 miljard, uit leningen aan landen. Die moeten dat geld later dus weer terugbetalen. Dat kost de EU dus in principe niks. Maar de EU staat wel garant. Als een individueel land zo'n lening dus niet kan terugbetalen draait de EU, oftewel de EU-landen gezamenlijk, ervoor op.
Subsidiegeld hoeft niet terug
Het andere grote deel, 338 miljard, bestaat uit subsidies. Landen hoeven dat geld dus niet terug te betalen aan de EU. Maar de EU heeft dat geld geleend en moet dus wel terugbetalen.
De EU neemt daar de tijd voor, dat moet tussen 2028 en 2058 gebeuren. Waar dat geld vandaan komt, is nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Naast de verplichte jaarlijkse bijdragen van lidstaten voor de EU-begroting, wil de EU de komende jaren juist steeds meer eigen inkomsten aanboren om dit geld terug te betalen.
Nieuwe belastingen
Sinds januari heft de EU al belasting op plastic verpakkingen die niet gerecycled worden. En halverwege dit jaar komt de EU met meer plannen, zoals een CO2-heffing voor producten van buiten de EU en een heffing op digitale diensten.
In 2024 moeten daar nog meer inkomstenbronnen bijkomen, zoals een belasting op financiële transacties en een Europese winstbelasting voor bedrijven.
Deze nieuwe belastingen zijn natuurlijk nog maar plannen van de Europese Commissie, de EU-landen moeten er nog mee akkoord gaan. Als de EU niet genoeg eigen inkomsten krijgt, dan zal een groter deel van de leningen terugbetaald moeten worden uit de bijdragen van de lidstaten.