Gezondheidsraad: kabinet kan tijd tussen prikken verlengen, maar effect is gering
Volgens de Gezondheidsraad kan het interval tussen de eerste en tweede dosis van de vaccins van Pfizer en Moderna verlengd worden naar twaalf weken. Dat zou op termijn kunnen leiden tot iets minder ziekenhuisopnames, concludeert de Gezondheidsraad.
Demissionair minister Hugo de Jonge vroeg de raad om een spoedadvies. Het tweede Moderna-vaccin wordt nu nog vier weken na de eerste prik toegediend. Bij Pfizer zit er zes weken tussen de prikken. Het kabinet wil de periode tussen de twee prikken verlengen, zodat meer mensen sneller een eerste prik kunnen krijgen.
De Gezondheidsraad benadrukt dat het effect gering is en minimaal zes weken op zich laat wachten. "Het effect is in het gunstigste geval ongeveer vijf ziekenhuisopnames per dag minder." Ter vergelijking zegt de raad dat er in de laatste weken ongeveer 200 mensen per dag in het ziekenhuis belandden met covid-19.
Nadeel van het uitstellen van de tweede prik is het risico op het verschijnen en verspreiden van nieuwe virusvarianten bij mensen die maar gedeeltelijk beschermd zijn. Daarover zegt de raad dat niet valt vast te stellen hoe groot dit risico is.
Maar de raad zegt dat het relatief kleine effect wel kan opwegen tegen de risico's. Daarom adviseert de raad de minister de verlenging in overweging te nemen. Of Hugo de Jonge het prikinterval gaat verlengen, is nog niet bekend.
De Gezondheidsraad benadrukt dat het interval tussen de twee prikken van Pfizer en Moderna alleen kan worden verlengd in tijden van schaarste. "Wanneer er voldoende vaccin beschikbaar is, zou het interval teruggebracht moeten worden naar dat wat in de productinformatie van de verschillende vaccins wordt aanbevolen", schrijft de raad.
Bovendien kan de tweede prik niet voor iedereen worden uitgesteld. Dit is volgens de raad niet mogelijk voor mensen uit de hoog-risicogroepen van wie het immuunsysteem veel minder goed werkt.
Het is de derde keer dat de Gezondheidsraad adviseert over het al dan niet uitstellen van de tweede prik. De eerste keer, in februari, werd het interval voor Pfizer verlengd van vier naar zes weken.
In maart wilde demissionair minister De Jonge weten of het interval nog verder kon worden verlengd. Toen oordeelde de raad dat het geen goed idee is om de tweede dosis verder uit te stellen omdat het zou kunnen leiden tot onvoldoende bescherming "en daardoor tot ziekte en het ontstaan en verspreiden van virusvarianten."
Toch vroeg de minister nu weer om advies. Het oordeel is nu veranderd omdat nieuwe studies uit het Verenigd Koninkrijk en Schotland laten zien dat één dosis van het Pfizer-vaccin meer bescherming biedt tegen infectie, ziekenhuisopname en overlijden dan eerder werd gedacht.
Deze studies zijn nog niet gecontroleerd door collega-wetenschappers, daardoor kunnen er nog geen definitieve conclusies aan worden verbonden. Maar omdat alle studies wel dezelfde richting op wijzen, heeft het RIVM deze data gebruikt om te berekenen wat het effect zou kunnen zijn. Op basis daarvan is het oordeel van de raad veranderd.