Martin Jol wil Haagse revolutie ontketenen: 'Wij hebben zoveel potentie'
Tscheu La Ling, Romeo Zondervan, Lex Schoenmaker en ook Dick Advocaat. Als het aan Martin Jol (64) ligt wemelt het binnen afzienbare tijd van de personen met een groen-geel hart bij ADO Den Haag.
"Ik zie het als mijn taak om ADO terug te geven aan de mensen van Den Haag. Vaak werd ADO gedomineerd door buitenstaanders", vertelde Jol - het hoofd van het technisch hart van ADO - maandagmiddag tijdens de presentatie van de nieuwe trainer Aleksander Rankovic.
"Er waren toch wat problemen met de identificatie. ADO is al dertig à veertig jaar geen stabiele club. Ik zou dat graag willen veranderen. Wij hebben zoveel potentie."
Weer aantrekkelijk worden
In de ogen van Jol deed ADO te lang geen beroep op de know-how van clubmensen van zijn kaliber. Hij hoopt dat ADO weer gaat bruisen en dat de voetbalclub weer aantrekkelijk wordt.
"Als je ziet hoeveel voetballers uit Den Haag hier niet spelen, maar bij Feyenoord, Sparta, Utrecht en ook Ajax. Daar ontwikkelen zij zich en worden ze uiteindelijk voor veel geld verkocht", aldus Jol.
"Met Wesley Verhoek verkochten wij voor het laatst iemand voor anderhalf miljoen euro (in 2012, red.). Kun je nagaan hoelang dat geleden is."
De oud-trainer van onder meer Tottenham Hotspur, Hamburger SV en Ajax hoopt dat ADO vooral talent kan ontwikkelen, mede met behulp van een aantal echte clubmensen.
"Dan kunnen we onze eigen broek omhoog houden en worden we niet afhankelijk van mensen van buitenaf." De Haagse club is momenteel in buitenlandse handen: de Chinees Hui Wang is nog steeds grootaandeelhouder van ADO Den Haag.
Ik ben nog geen 80 jaar, dus we hebben nog wat tijd.
Jol denkt dat 'zijn' ADO met de aanstelling van Rankovic, en diens assistenten Richard Knopper, Rick Hoogendorp en Michele Santoni, nu weer de goede kant op gaat.
"Het is allemaal niet zo moeilijk, maar je moet wel de goede spelers hebben en de jeugd ontwikkelen. En dat laatste is al een heel lange tijd niet meer zo geweest."
"De meeste jeugdelftallen spelen niet eens op het hoogste niveau. Daar ligt voor de komende jaren misschien wel de grootste uitdaging. En ik vind dat leuk. Ik ben nog geen 80 jaar, dus we hebben nog wat tijd."