Hoeveel straling is te veel?
Iedereen wordt dagelijks blootgesteld aan een onschadelijke hoeveel achtergrondstraling. Een gedeelte daarvan is afkomstig uit de natuur, bijvoorbeeld straling door stoffen in de aardkorst of kosmische straling. Die laatste, die in de ruimte dodelijk kan zijn, wordt gedempt door de dampkring en het magnetische veld van de aarde.
Ook ontstaat er straling door menselijk handelen. De industrie draagt daar een beetje aan bij en ook bij de opwekking van kernenergie komt altijd wel iets van straling vrij. Verder krijgen we nog altijd een minieme hoeveelheid binnen door de atoomproeven uit het midden van de vorige eeuw. Al deze bronnen bij elkaar leveren minder straling op dan de hoeveelheid die al natuurlijk in onze omgeving voorkomt.
Sigaretten
Normaal gesproken wordt een inwoner van Nederland op jaarbasis blootgesteld aan 2,5 millisievert. Dat kan oplopen als we bijvoorbeeld een röntgenfoto laten maken (+0,1 millisievert). De bemanning van een vlucht van Tokio naar New York, over de Noordpool, krijgt per jaar 9 millisievert extra, omdat de atmosfeer daar minder goed beschermt tegen de kosmische straling. Voor piloten is een grens van 20 millisievert per jaar ingesteld.
Ook door wat we consumeren krijgen we straling binnen: dertig sigaretten per dag is gelijk aan driehonderd röntgenfoto's.
De verhoogde waarden die deze week in het drinkwater in Tokio werden aangetroffen (dubbel zo veel als is toegestaan voor baby's en kinderen) kan met 0,4 millisievert een verhoogde kans op kanker betekenen, maar is feitelijk te verwaarlozen.
Kanker
In de kernreactors van Fukushima liggen de waarden een stuk hoger. In Nederland is voor mensen die met straling werken 100 millisievert in vijf jaar het wettelijk maximum. Voor de werknemers van Fukushima is vanwege de noodsituatie een grens van 250 millisievert vastgesteld.
Zo'n waarde kan al leiden tot kleine veranderingen in bijvoorbeeld de samenstelling van het bloed. Ook is er een verhoogd risico op kanker. Vooral bij kleine kinderen en baby's is het risico daarop groter.
Daarnaast bestaat een (kleine) kans op verandering van het dna in geslachtscellen, die kan leiden tot geboorteafwijkingen in de volgende generaties.
Stralingsziekte
Problematischer wordt het boven de 1000 millisievert, als de eerste tekenen van stralingsziekte zich openbaren. Eerst wordt men misselijk, later volgen diarree, haaruitval en bloedingen.
Echt serieus wordt het rond de 4000 millisievert. Als een persoon dan niet wordt behandeld, kan hij binnen twee maanden sterven. Bij 10.000 millisievert zal iemand in een of twee weken dood zijn aan interne bloedingen. Het dubbele daarvan tast het centrale zenuwstelsel aan en leidt binnen enkele uren tot de dood.
Het maakt verschil uit hoe de blootstelling gebeurt. Als de radioactieve stoffen worden ingeademd of opgegeten (bijvoorbeeld door besmet voedsel), dan blijven deze enige tijd in het lichaam. Bij blootstelling van buitenaf is dit niet zo.
In de dosisgetallen is hiermee rekening gehouden. Een millisievert door uitwendige blootstelling is gelijk aan een millisievert door inwendige besmetting.
Tegenhouden
Ook het soort straling maakt verschil. Tegen alfastraling is de mens makkelijk te beschermen. Deze deeltjes kunnen niet door de huid heen en zijn dus alleen schadelijk als ze in het lichaam komen. Bètastraling kan al makkelijker binnenkomen, maar glas of metaal houdt ze buiten.
Gamma- en röntgenstraling zijn alleen tegen te houden door beton of lood. Die laatste twee kunnen stralingswonden veroorzaken. De verschillen in soort straling zijn ook weer verwerkt in de dosisgetallen.
Evacueren
De straling in Fukushima komt van gebruikt splijtstof uit de reactoren. Hoewel de reactorvaten zelf nog intact lijken te zijn, moet de druk daar wel worden verlicht door stoom af te blazen. Zo komen ook radioactieve stoffen vrij.
Radioactief jodium is een belangrijke bron. Dat wordt in verschillende isotopen gevonden, onder andere jodium-131 en jodium-134. Die laatste heeft een halveringstijd van acht dagen en verliest dus snel zijn radioactiviteit. De eerste vervalt nog sneller, binnen een uur. Besmette gebieden zijn daarom relatief snel weer toegankelijk.
Als evacuatie niet direct mogelijk is, kan de mens redelijk worden beschermd door van tevoren jodiumpillen te slikken. Hiermee voorkom je dat de radioactieve vorm zich bij inademing of inslikken ophoopt in de schildklier. Dan wordt het radioactieve jodium snel uitgescheiden en blijven de gevolgen beperkt.
Schadelijker
Cesium-134 en 137, wat ook vrijkomt, is op de lange termijn een probleem. We kunnen niet voorkomen dat het goedje wordt opgenomen in het lichaam (vooral spieren en botten), dus alleen maatregelen ter voorkoming van besmetting zijn zinvol.
Bovendien is de halveringstijd een stuk hoger (respectievelijk 2 en 30 jaar), wat betekent dat besmette gebieden jarenlang niet meer toegankelijk zullen zijn. Het vrijgekomen cesium was zo de belangrijkste boosdoener in Tsjernobyl.
Overigens was die ramp vele malen groter doordat bij de explosie veel radioactief materiaal hoog de dampkring werd ingeslingerd. In Fukushima is de situatie veel beter onder controle en zullen schadelijke gevolgen dus veel meer lokaal zijn.