Serviërs en Hongaren op de been voor anti-regeringsprotesten
In de hoofdsteden van Servië en Hongarije zijn duizenden mensen de straat opgegaan om te demonstreren tegen hun regering. In zowel Belgrado als Boedapest protesteren mensen tegen het in hun ogen autoritaire gezag.
Aanleiding voor de betoging in Boedapest is een nieuwe wet van premier Orbán waarin ondernemers hun personeel tot 400 uur per jaar kunnen laten overwerken. Door de zeker 10.000 betogers wordt dat de 'slavenwet' genoemd.
In Belgrado was het het vijfde weekeinde op rij van protesten tegen de regering van president Vucic. Duizenden mensen marcheerden met leuzen en spandoeken in de vrieskou door het centrum.
Volgens NOS-correspondent Mitra Nazar is het een heel diverse menigte, jong en oud en links en rechts. Ze eisen meer persvrijheid en hervormingen van het kiesstelsel.
Volgens de betogers is de publieke omroep in Servië duidelijk op de hand van de president en zijn regering en krijgt de oppositie geen media-aandacht.
Aanleiding voor de reeks demonstraties is de mishandeling eind november van de leider van een linkse oppositiepartij in de stad Krusevac. Vucic veroordeelde die actie, maar veel mensen houden hem ervoor verantwoordelijk omdat hij met zijn voortdurende aanvallen op de oppositie de weg vrij zou hebben gemaakt voor dit soort geweld.
Vucic zei eerder dat hij niet zal buigen voor de eisen van de oppositie voor hervorming van het kiesstelsel en meer persvrijheid, "ook al lopen er vijf miljoen mensen op straat".