Van Duijn sprong van de toren naar unieke titel: 'Ik houd van gevaar'
Aan het einde van het jaar blikt de NOS met tien sporters terug op 2018. Vandaag: Celine van Duijn, die in augustus Europees kampioen schoonspringen op de 10-metertoren werd. "Als ik erover praat, krijg ik nog steeds kippenvel."
Je zal maar van een toren van tien meter hoog naar beneden moeten springen. Hoofd vooruit, loodrecht naar beneden, met 60 kilometer per uur, in afwachting van de klap van het water.
Celine van Duijn is de enige in Nederland die dat durft. En onderweg naar beneden doet ze ook nog tweeënhalve salto met anderhalve schroef, om vervolgens soepel en sierlijk in het water te glijden. Met die sprong werd de 26-jarige schoonspringster afgelopen zomer Europees kampioen op de 10-metertoren.
Unieke prestatie
Het was een unieke prestatie in Schotland. Nog nooit behaalde een Nederlander op de 10-metertoren een Europese titel. Alleen Edwin Jongejans (WK 1991, EK 1989 en 1995) en zijn zus Daphne (EK 1987) wonnen ooit goud bij het schoonspringen. Maar dat is alweer lang geleden. En vanaf een lagere plank.
"Dat was vanaf één en drie meter. Ik heb het gedaan vanaf de tien meter, dat is toch een tandje hoger", zegt Van Duijn met een lach na afloop van de training in het Pieter van den Hoogenband-stadion in Eindhoven.
Voor Nederland kwam haar Europese titel als een verrassing, maar zeker ook voor Van Duijn, die in 2017 tiende werd op het EK en naar Schotland was afgereisd met de top-5 in haar hoofd. "Dat was op zich al een pittig doel", vertelt Van Duijn als ze terugdenkt aan de dag waarop haar wereld ineens op zijn kop stond.
"Maar 's middags in de kwalificatie was ik ineens de beste. Toen dacht ik: hoe kan dit? Kunnen we nu niet stoppen? Je weet dat in de finale iedereen altijd veel strakker, stabieler en mooier springt, met net hogere punten. Ik hoopte dat ik met zo'n goede voorronde misschien een medaille kon pakken. Maar een gouden zag ik echt totaal niet aankomen."
Foutloze finale
Terwijl alle favorieten in de finale bij een paar sprongen steekjes lieten vallen, maakte Van Duijn geen enkele fout. "Ik weet hoe belangrijk het is om vijf stabiele sprongen te maken. Ik kijk tijdens de wedstrijd nooit naar mijn scores of ranking. Maar ik wist na vier sprongen: als ik die laatste goed maak, heb ik kans op een medaille."
De zenuwen gierden door haar keel toen ze boven op de toren klaarstond voor de beslissende sprong. "Daarna kwam ik uit het water en zag ik ineens een '1' achter mijn naam staan. Huh? Dat had ik dus niet zien aankomen. Het was heel emotioneel."
"Die hele ontlading, er komt zoveel uit. Je werkt zo hard ergens voor en dan gebeurt er zoiets op het moment dat je het niet verwacht. Dat is heel mooi en heel bijzonder. Iedere keer als ik erover praat, krijg ik weer kippenvel."
Even later hoorde de Amersfoortse voor het eerst, speciaal voor haar, het Wilhelmus. De tekst kende ze niet. "Meezingen heb ik maar niet gedaan, want dat was niet goed gekomen", lacht ze. "Ik kijk de beelden heel af en toe nog weleens terug. En dan heb ik dat gevoel weer. Dan denk ik: dat ben ik, dat heb ík gedaan. Dat is zo gaaf."
De eerste Nederlandse winnaar van EK-goud op de 10-metertoren had misschien wel iets meer waardering verdiend. "Ik heb geschiedenis geschreven en ik vind dat er relatief weinig aandacht en erkenning voor is geweest. Dat vind ik wel jammer. Ik had stiekem ook wel gehoopt dat ik op de longlist voor Sportvrouw van het Jaar had gestaan."
Toch wil Van Duijn niet te hoog van de toren blazen. Haar leven na de Europese titel verschilt niet veel van het leven daarvoor. "Er is wel iets meer aandacht, maar het is niet dat ik ineens een beroemdheid ben. Het zal er ook mee te maken hebben dat schoonspringen een relatief onbekende sport is."
Vooralsnog zijn er ook geen nieuwe Celine van Duijntjes opgestaan om van de toren te springen. Maar dat mag dan ook niet zomaar. "Daar moet je bepaalde basisvaardigheden voor hebben, je moet fysiek in orde zijn en mentaal heel sterk. Er zijn gewoon nog geen mensen die daaraan voldoen."
Verbod op 10-meter
Zes keer per week is Van Duijn 's ochtends vroeg in het zwembad te vinden met het Nederlandse schoonspringteam onder leiding van bondscoach - daar is hij weer - Edwin Jongejans.
Terwijl aan de ene kant van het bad ouderen onder begeleiding van discomuziek rustig hun baantjes trekken, vliegen aan de andere kant de salto's en schroeven je om de oren. Aan de zijkant van het bad staat Jongejans naast een groot televisiescherm, waarop de sprongen worden herhaald en geanalyseerd.
Van de 10-metertoren springt Van Duijn vandaag niet. Met pijn in het hart, maar vooral pijn in haar schouder. Van Duijn heeft tot maart een 10-meterverbod. "Ik heb een impingement-syndroom in mijn schouders. Dat houdt in dat je spieren te groot zijn voor je gewricht. Dat geeft heel veel pijn. Het enige medicijn is rust."
Vijf meter is daarom vandaag het maximum, maar ook dat ziet er al heel indrukwekkend uit.
'De eerste keer was ik heel zenuwachtig'
Hoe komt iemand op het idee om een duik te nemen van een platform van 10 meter hoogte? "Ik ben iemand die altijd uitdagingen zoekt", zegt Van Duijn, die op haar achttiende overstapte van turnen naar schoonspringen. "De eerste vier jaar heb ik alleen van de plank gesprongen en de toren niet eens aangeraakt. Begin 2015 vroeg mijn coach: wil je het niet een keer proberen?"
"Ik heb sowieso geen hoogtevrees en heb nooit de angst gehad om daarboven te staan. Ik houd van gevaar. Hoe extremer hoe beter. Maar de eerste keer dat ik moest duiken, was ik wel heel zenuwachtig. Ik vond het heel spannend, maar als ik iets heel spannend vind, krijg ik adrenaline. En daar kick ik weer op. De adrenaline neemt het gewoon over."
Snelle ontwikkeling
Van Duijn bleek een geweldig talent. Drie maanden na haar eerste sprong had ze al een heel 10-meterprogramma onder de knie: vijf verschillende sprongen uit vijf verschillende richtingen. Voorwaarts, achterwaarts, binnenwaarts, een schroef- en een handstandsprong.
Na een operatie aan een gat in haar trommelvliezen was ze helemaal klaar voor de sprong in het diepe. "Dat ging heel snel. En meteen dat jaar mocht ik al op de 10-meter meedoen aan de EK en de WK. Toen dacht ik: volgens mij zit dit wel goed."
Als je met zo'n noodgang naar beneden suist, gaat het natuurlijk niet altijd goed. "Het gaat weleens mis, maar het is niet zo dat je dan ook direct iets breekt of bewusteloos raakt. Ik kom weleens plat op mijn benen terecht, of vol op mijn hoofd. Dat doet wel heel veel pijn, maar het is niet dramatisch."
"Soms kan je nek dubbelklappen. Dat heeft wel een langere hersteltijd nodig, maar levert geen blijvend letsel op", vertelt Van Duijn nuchter.
Met dank aan Edwin Jongejans
De progressie die Van Duijn dit jaar heeft gemaakt, is imposant. Zelf wijst ze daarbij nadrukkelijk naar Edwin Jongejans, Sportman van het Jaar 1991 en samen met zijn zus Daphne ooit tieneridool op de springplank. Sinds januari is hij de bondscoach van de schoonspringers.
"Ik ben van mezelf een vrij negatief persoon. Niets is goed genoeg. En mijn vorige coach was ook zo. Als ik me slecht voelde, stampte hij me net nog even wat dieper in de grond. Daar word je onzeker en terughoudend van en dat merk je ook in het springen."
"De coach die ik nu heb, is juist heel positief. Hij trekt me omhoog en dat heeft me echt doen groeien. Sindsdien is er een heel duidelijke stijgende lijn te zien."
Ik houd van gevaar. Hoe extremer hoe beter. De adrenaline neemt het gewoon over.
Die lijn wil Van Duijn graag doortrekken naar het volgende grote doel: de Olympische Spelen van 2020 in Tokio. Komend jaar moet ze zich daarvoor gaan plaatsen. Dat kan door ofwel opnieuw de Europese titel te veroveren of door een plek in de top-12 bij het WK.
Revanche voor Rio
Voor de Spelen van 2016 voldeed Van Duijn aan de internationale eisen, maar ze liep Rio de Janeiro tot haar grote verdriet mis door de strengere Nederlandse eisen.
"Nederland stuurt alleen maar sporters die kans maken op een olympische medaille. Toen was dat nog verre van haalbaar. Maar ik vind het niet altijd even eerlijk, ik vind dat ze de sporter zelf een beetje vergeten. We werken zó hard om mee te mogen doen aan de Spelen."
"Je moet wel realistisch zijn. Niet bij iedere sport maken we zomaar kans op een medaille. Als je kijkt hoe wij gefaciliteerd zijn de afgelopen jaren, dat is heel slecht. En dan verwachten ze wel dat wij een medaille halen. Laat ons dan eerst meedoen, dan kunnen we groeien."
Plaatsing voor Tokio, dat zou voor een Europees kampioen toch wel moeten lukken. En dan? "Ik wil eerst de Spelen halen in 2020. Het ligt eraan hoe ik daar presteer en hoe ik me voel of ik daarna nog een jaar doorga. Dan ben ik 28 of 29 en is het echt wel mooi geweest. Dan ben ik toe aan een ander deel van mijn leven."