Lageropgeleiden helpen meer in hun omgeving
Hugo van der Parre en Ben Meindertsma
Research-redacteuren
Hugo van der Parre en Ben Meindertsma
Research-redacteuren
Negen op de tien Nederlanders doen wel eens iets voor een ander, maar laagopgeleiden doen meer dan hoogopgeleiden. Zowel bij lichtere als zwaardere hulp doen lager opgeleiden significant meer, blijkt uit onderzoek (.pdf) van bureau I&O Research, de NOS en de regionale omroepen.
Van de lageropgeleiden zegt 41 procent iemand dagelijks of wekelijks te helpen, tegen 28 procent van de hoogopgeleiden. Vooral in de zwaardere categorieën (iemand gezelschap houden, helpen met aankleden of douchen) doen laagopgeleiden meer.
De enige categorie waarin hoogopgeleiden beter scoren is iemand helpen bij de administratie, de financiën of de computer. Dat doet meer dan de helft van de hoogopgeleiden weleens.
Het is zwaar, maar je krijgt er zoveel voor terug. Een lief woordje of een knuffel. Dat maakt het allemaal weer goed.
"Het is weleens verfrissend te zien dat lageropgeleiden er positief uitspringen", zegt onderzoeker Peter Kanne van I&O Research. "Op veel gebieden, zoals gezond eten, duurzaam gedrag, politieke activiteit komen ze er vaak minder goed uit. Uit dit onderzoek blijkt dat lageropgeleiden wel beter voor elkaar zorgen dan hogeropgeleiden."
Meer doen
Uit het onderzoek blijkt ook dat 58 procent van de Nederlanders wel meer zou willen doen voor anderen, vooral als het gaat om lichtere vormen van hulpverlening (vuilnisbak buiten zetten, planten of huisdieren verzorgen). Vrouwen willen best meer eenzame mensen gezelschap houden, mannen denken vooral aan helpen met de administratie, met de computer of met de afvalcontainer buiten zetten.
Ik ben vrijwilliger bij de Zonnebloem. Helaas ben ik bij onze afdeling de enige man tussen 25 dames.
Van de mensen die nu niets doen, zegt 60 procent dat niemand hun vraagt om hulp. Een op de vijf mensen heeft er echt geen zin in.
Noaberplicht?
Gemiddeld doet een derde van de Nederlanders dagelijks of wekelijks iets voor een ander. Regionaal zijn er geen grote verschillen: in alle delen van het land is men ongeveer even hulpvaardig. In het oosten van het land noemt men dat noaberplicht: het uitgangspunt dat je er bent voor je buren als dat nodig is. Vooral in de niet-stedelijke gebieden vinden veel mensen dat heel vanzelfsprekend.
Onderzoeker Kanne: "Het principe van noaberplicht komt zo in een iets ander daglicht te staan. Het blijkt niet voorbehouden aan het oosten van het land. En in de Randstad helpt men niet minder, maar noemt men het anders: liefde of genegenheid."
Als iemand in mijn omgeving hulp nodig heeft, op welke wijze dan ook, dan zullen mijn man en ik klaar staan voor diegene. Wij vinden het belangrijk om een beetje om elkaar te denken.
Een opmerkelijk regionaal verschil is er wel als het gaat om bezoek aan de ouders. Meer dan de helft van de Nederlanders van wie de ouders nog leven, bezoekt ze minstens elke week.
Maar inwoners van Zeeland, Brabant en Limburg doen dat beduidend trouwer dan mensen uit andere regio's: 69 procent van de zuiderlingen doet dat wekelijks of vaker, terwijl dat in Oost-Nederland (Drenthe, Overijssel, Gelderland) op 52 procent ligt. Zuiderlingen krijgen ook meer dan andere regio's bezoek van hun ouders.