Andere Tijden Sport terug naar 2010: het trauma van bocht 13
Jaren en jaren van voorbereiding. En dan, op het moment suprême, niet durven. Een aflevering van Andere Tijden Sport: bobsleepiloot Edwin van Calker en het trauma van bocht 13 tijdens de Olympische Spelen van Vancouver in 2010.
Het is 12 februari 2010. Nog voor de Spelen in Canada goed en wel van start gaan, schrikt de olympische familie op: een rodelaar uit Georgië komt om het leven tijdens een training op de olympische baan.
Het zijn de eerste beelden die de Nederlandse bobsleeër Edwin van Calker ziet als hij in het olympisch dorp aankomt en zijn televisie aanzet.
Beeld op zwart
"Ineens zien we daar gewoon live op het beeldscherm een rodelaar de baan uit vliegen. En het beeld gaat op zwart." Zijn broer Arnold, remmer in de viermansbob, zat naast hem. "Dat had ik nog nooit gezien. Ik kon het ook eigenlijk niet geloven. Dat is ook iets wat in onze sport niet mag gebeuren."
Het tragische ongeval van de Georgiër Nodar Kumaritashvili is de aanzet voor wat een van de meest besproken beslissingen zou worden uit de recente Nederlandse sportgeschiedenis: Van Calker die zijn viermansbob terugtrekt uit het olympische toernooi.
Lijkbleek
Na het zien van het ongeval van de Georgiër gaat Arnold naar de kamer van ploeggenoot Timothy Beck, die later die dag de Nederlandse vlag zal dragen tijdens de openingsceremonie. Beck: "Hij kwam mijn kamer binnen. Lijkbleek. Hij zei: ik schrik hier echt wel van, we hebben kinderen... De sfeer kantelde."
Voorafgaand aan de Spelen was er hoop op de eerste bobmedaille ooit voor Nederland. Arnold: "We zijn regelmatig in de topzes gefinisht. Dus tuurlijk geloof je daarin, zeker."
Remmer Sybren Jansma, die ook een plek had in de tweemansbob, was naar Canada afgereisd met de gedachte: "Het kan gewoon. Ik heb eraan geproefd en het kan gewoon."
Maar naarmate de race in de viermansbob nadert, is die hoop nog maar weinig waard. De gedachten van piloot Van Calker gaan terug naar een jaar eerder.
In 2009 wordt de baan voor het eerst gebruikt. En ook de Nederlandse bob gaat er naar beneden. Het gaat mis. Edwin: "We knallen gewoon vol tegen die muur van ijs aan. Die dus echt niet meegeeft. Met een snelheid van 150 kilometer per uur."
Arnold: "Je voelt het ijs langs je hoofd schuren, je voelt je schouder branden, je helm drukt op het ijs. Het was maar een korte crash, zeven of acht seconden."
'Dan gebeurt er iets met je'
Arnold moet na die crash samen met een teamgenoot opgenomen worden in het ziekenhuis. "Dan gebeurt er iets met je. Je hebt je team kapot gesleed. Dat gaat tussen je oren zitten," vertaalt Arnold de emoties bij zijn broer Edwin.
Edwin: "Er kon van alles gebeuren op die baan. De baan is op de tekentafel bedacht om 130 kilometer per uur, maximaal 135 kilometer per uur te gaan." Maar tijdens die eerste wedstrijden in februari 2009 worden er snelheden van 153 kilometer per uur gemeten.
Een jaar later, al tijdens het olympische toernooi, gaat de Nederlandse tweemansbob op een training weer onderuit. Niet als enige. Alle aanwezige ambulances moeten dienst doen om bobsleeërs naar het ziekenhuis te brengen. De training moet worden stilgelegd. Een Zwitserse piloot, Daniel Schmid, houdt het dan voor gezien.
Edwin: "Mijn zelfvertrouwen kelderde. (...) Onze moeder stond daar te huilen. Ze zag die runs... Ze kon het eigenlijk gewoon niet aanzien. Ze zat te wachten dat wij met die snelheden nog zo'n harde klap zouden maken. Dat is wel het moment geweest dat ik gezegd heb: nou moet ik eens even heel goed gaan nadenken. Kan ik hier nog wel naar beneden?"
Het antwoord bleek: nee. Hij wilde wel, maar hij kon niet. Zijn broer Arnold was duidelijker: "Ik kon niet en ik wilde niet." Ondanks een lastminute poging van chef de mission Henk Gemser ging de Nederlandse bob niet naar beneden. Het leverde een stortvloed aan reacties op. Was het angst of was het moed?