Debat over koning als belastingbetaler veelstemmig, lastig en slepend
Piet van Asseldonk
redacteur Koninklijk Huis
Piet van Asseldonk
redacteur Koninklijk Huis
Het al bijna een halve eeuw durende dispuut over (verdere) inperking van de belastingvrijstellingen voor de koning gaat door. Volgende week bij de behandeling van de begroting 'De Koning 2018' in de Tweede Kamer zal het er opnieuw over gaan. Het debat over de koning als belastingbetaler is veelstemmig en, mede daardoor, lastig en slepend.
Sommige deelnemers eraan gaat het om het principe dat de koning "net als iedere Nederlander gewoon belasting moet betalen". Anderen zien er een mooie kans in om te snoeien in de volgens hen te hoge kosten (naar schatting 100 miljoen euro per jaar) van de monarchie.
De discussies worden bemoeilijkt doordat in het koninklijk huishouden privé en zakelijk voortdurend door elkaar lopen. Daarnaast vergen echte veranderingen in dit dossier vele jaren, omdat er bijna steeds per definitie tijdrovende grondwetswijzigingen voor nodig zijn.
Belastingvrij
Het historisch onderzoek over de jaren 1964-1972 van de commissie-Van Baalen, dat volgende week in de Tweede Kamer ook onderwerp van discussie is, concludeerde dat de Oranjes indertijd niet via 'een geheime belastingdeal' werden gecompenseerd voor de vermogensrendementsheffing en erfbelasting die ze voortaan over privévermogen gingen betalen.
Wél werden toen de wettelijke uitkeringen (zoals het 'salaris' en onkostenvergoedingen) voor de koning, zijn voorganger, zijn vrouw en beoogd opvolger verhoogd. Tegelijk werd vastgelegd dat die uitkeringen belastingvrij zouden zijn. Dat om te voorkomen dat de Oranjevorsten op hun vermogen zouden interen bij het voeren van een bij "hun hoge functie passende staat".
De roep om de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis "net als iedere Nederlander gewoon inkomstenbelasting te laten betalen" is daarna niet verdwenen. De vraag daarbij is of zo'n belastingheffing dan gecompenseerd moet worden via bruto verhogingen van de koninklijke uitkeringen. Anders zou dat een netto verlaging betekenen. Tegenstanders daarvan vinden dat een weinig 'koninklijke', want indirecte, weg om op het inkomen van de koning te korten.
Nodeloos ingewikkeld
Op de site van het Koninklijk Huis, politiek gedekt door de premier, gaan ze ervan uit dat bij een eventuele belastingheffing over de uitkeringen en verstrekkingen in natura (paleizen, vliegtuig, auto's, etc.) die verhoogd zouden moeten worden zodat de koning er niet op achteruit zou gaan. Zo'n operatie wordt nodeloos ingewikkeld genoemd.
Voor 'gewone' belastingplichtigen zijn "kosten van kleding en persoonlijke verzorging en de kosten van het voeren van een zekere staat" (bijvoorbeeld het in dienst hebben van huispersoneel) niet aftrekbaar. Voor de koning zijn dat "uitgaven die als functioneel voor de koninklijke waardigheid worden beschouwd" en derhalve fiscaal aftrekbaar zouden moeten worden. Niet aan beginnen, was vorig jaar al de boodschap van premier Rutte.
Stichting Kroongoederen
Voor afschaffing van de grondwettelijk verankerde fiscale vrijstelling van "vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de koninklijke functie" (welke dat precies zijn, is nooit gedefinieerd) klinkt hetzelfde advies.
Zo'n ingreep zou volgens de site van het Koninklijk Huis "in de praktijk geen effect hebben", omdat die vermogensbestanddelen "namelijk geen eigendom (meer) zijn van de leden van het Koninklijk Huis; ze zijn ondergebracht in stichtingen". De belangrijkste en rijkste daarvan is de Stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau. Die wordt bestuurd door "de drager van de kroon".
Bij eventuele liquidatie van deze en andere Oranje-stichtingen, zo meldt het rapport van de commissie-Van Baalen op bladzijde 214, vallen de bezittingen overigens weer terug aan de wettelijke erfgenamen van koningin Juliana. Aan de Oranjefamilie dus, die er tot dat moment geen belasting over hoeft te betalen, omdat het geen privévermogen is.